Verbrand water

Herinnering, kolonialiteit en landschap in Mexico-Stad

Jilt Jorritsma

Publicatiedatum: 27 januari 2022

In zijn roemruchte ‘Tweede brief uit Mexico’ (1520) beschreef Hernán Cortés, de conquistador die de Spaanse expeditie door Mexico leidde, zijn eerste kennismaking met de Azteekse hoofdstad Tenochtitlan aan koning Karel V. De ‘drijvende’ stad, die ‘half land, half water’ was en middenin het Texcocomeer lag, tartte zijn verbeeldingskracht: ‘Zelfs wij die deze dingen met onze eigen ogen hebben gezien, zijn toch zo verbaasd dat we niet in staat zijn hun realiteit te begrijpen.’ [1] In zijn karakterisering riep Cortés Spaanse steden als Sevilla, Salamanca, Córdoba en Granada op, plaatsen waar zijn Europese lezers misschien bekend mee waren en die ze zich gemakkelijker voor de geest konden halen. [2] De Spaanse kolonisten die aan het begin van de zestiende eeuw in Mexico arriveerden gebruikten hun thuisland als referentiepunt om betekenis te geven aan de landschappen die ze in de Nieuwe Wereld aantroffen. Een ‘nieuw’ en onbekend gebied veranderde op die manier in een manke reproductie van een bestaande plek, een kopie die nooit in zijn eigen schoonheid kon bestaan.

Bij vergelijkingen bleef het niet. Nadat de Spanjaarden Tenochtitlan in 1521 belegerden en verwoestten, en haar omdoopten tot Mexico-Stad, veranderde haar vorm drastisch. De stad werd een hub in een overzees rijk van de Habsburgse dynastie. En de nieuwe Spaanse overheersers hadden een heel andere opvatting van hoe natuur en mens samenleefden en hoe landschappen zich dienden te gedragen. Ze probeerden de droge en dorre Iberische omgeving die ze kenden van thuis na te maken in een compleet andere context. Daar waar de Azteken samenleefden met het water, afhankelijk waren van een systeem van dijken en kanalen, en rekening hielden met periodieke overstromingen, probeerden de Spanjaarden het natte decor juist te bedwingen. Hun oorlog met het water leidde aanvankelijk tot ernstige overstromingen (door uitdroging kan de grond namelijk minder water opnemen), waarna de waterbouwkundige Enrico Martínez door het koloniale bestuur werd belast met de uitvoering van el desagüe (‘de ontwatering’) – een plan om het meer rondom de stad volledig droog te leggen.

In deze bijdrage wil ik laten zien hoe ruimtelijke ordening en (de)kolonialiteit met elkaar zijn verweven. Het begrip ontological design is daarbij van belang. Ontological design, zoals de Colombiaans-Amerikaanse antropoloog Arturo Escobar stelt, komt voort uit een schijnbaar eenvoudige observatie: via het ontwerpen van ruimten, objecten, beleid of zelfs verhalen creëren we tegelijkertijd bepaalde ‘zijnswijzen’. We ontwerpen een wereld, en die ontworpen wereld beïnvloedt ons vervolgens ook weer. [3] Zo zal ik aantonen dat de zestiende-eeuwse kolonisten de herinrichting van het landschap gebruikten om eurocentrische idealen, landschapsidealen en machtsstructuren op te voeren ten koste van Mexicaanse denkwijzen. En nu, vijf eeuwen later, gebruiken Mexicaanse schrijvers en landschapsarchitecten de verbeelding van de stedelijke ruimte om te breken met diezelfde koloniale en eurocentrische opvattingen en zijnswijzen die Mexico-Stad in een uitzichtloze situatie verzeild hebben doen raken.

Schilderij van Tenochtitlan in het Texcocomeer zoals het er in 1519 zou hebben uitgezien. Aztec (Mexica) Gallery, INAH, National Museum of Anthropology, Mexico-Stad. Bron: Wikicommons.

Ruimtelijke herinrichting

De veranderingen die de Spaanse kolonisten in het Mexicaanse landschap doorvoerden waren niet alleen bedoeld om de omgeving ‘bewoonbaar’ te maken (op een manier die de Spanjaarden bewoonbaar achtten). Ze dienden ook een andere functie. Via de aanpassingen in het landschap hoopten de Spanjaarden een verandering in het denken van de Mexicaanse bevolking af te dwingen. Een beroemd voorbeeld van hoe het landschap het denken, of zelfs gedrag, van een groep kan beïnvloeden werd opgetekend door Claude Lévi-Strauss in Het trieste der tropen. [4] De Franse antropoloog vertelt daarin hoe westerse missionarissen de Bororo in de Braziliaanse Amazonejungle bekeerden door ze te dwingen de cirkelvormige indeling van hun nederzetting op te geven. Die vorm, de indeling en ruimtelijke structuur van hun nederzetting markeerden voor de Bororo de grondslagen van hun cultuur. Elke clan had een eigen segment in de cirkel. Samen vormden ze een geheel, een gemeenschap. De missionarissen dwongen de Bororo te verhuizen naar een nieuw dorp, waar de hutten in keurige rechte lijntjes stonden. De nieuwe indeling moest de inwoners desoriënteren. Ze werden losgeweekt uit hun bekende patronen en klaargestoomd voor een ‘rationele’ en ‘beschaafde’ manier van samenleven.

Iets soortgelijks gebeurde in Mexico-Stad. De ruimtelijke herinrichting ging gepaard met een culturele transformatie. Van de inheemse sacrale heiligdommen en architectuur, die de herinnering aan vroegere geloofsovertuigingen droegen, verdween vrijwel ieder spoor. De Spanjaarden kwamen met een rationeel rasterplan voor de straten. Tempelcomplexen die eens het ceremoniële leven van de stad domineerden werden samen met standbeelden van inheemse goden afgebroken. Hun stenen werden verwerkt in de bouw van kerken. De grote, centrale Templo Mayor werd verwoest en begraven. Op het puin kwam een katholieke kathedraal te staan, met daaromheen een nieuw plein. De ruïnes van de Azteekse hoofdstad vormden de fundering van een nieuwe Spaanse toekomst. [5]

De ruïnes van de Templo Mayor in Mexico-Stad (2015). Bron: Wikicommons.

Ook de ontwatering van het Texcocomeer diende de uitwissing van een Azteeks, prekoloniaal verleden. Toen in 1614 de Nederlandse ingenieur Adriaan Boot werd opgeroepen om Martínez te assisteren bij de drooglegging van de stad, verwierp de Nederlander het Spaanse plan. Boot stelde voor om het meer te reguleren met behulp van technieken uit de Lage Landen. De Spaanse ingenieur wilde daar niets van weten. Boots ideeën deden hem te veel denken aan Azteekse praktijken, gericht op de regulatie en behoud van het meer. Samen met het water hoopte de Spanjaard een Azteekse geschiedenis weg te pompen. De drooglegging zou uiteindelijk eeuwen in beslag nemen. Pas aan het begin van de twintigste eeuw, toen de landwinning deel uitmaakte van Mexico’s moderniseringsambitie, waren de laatste restanten van het Texcocomeer grotendeels verdwenen.

Nu, weer een eeuw later, zijn de gevolgen van de ontwatering nog steeds op pijnlijke wijze voelbaar. Doordat de kleilaag onder de stad is uitgedroogd en afbrokkelt als een droge spons, zakt de enorme metropool weg in de aarde, onder het gewicht van haar 23 miljoen inwoners. De ongelijke verzakking van de ondergrond levert een aantal vervreemdende taferelen op. Huizen die deinen op golvende straten, kantelende gebouwen en monumenten. Klimaatverandering verergert deze problemen: de schroeiende hitte en toenemende droogte zorgen voor een almaar toenemende vraag naar water. Onbedoeld hebben de Spaanse kolonisten een dramatische en verwoestende langetermijnverandering in gang gezet, een verandering die het delicate evenwicht tussen de stad en het omringende landschap ernstig heeft verstoord. Dat landschap blijkt zijn verleden niet zomaar op te geven. Vanonder de scheuren en gaten die door de verzakking ontstaan komt een Azteeks verleden bloot te liggen dat nog onder de straatstenen schuilgaat: niet alleen fysieke artefacten, zoals de restanten van de Templo Mayor, maar ook denkbeelden over hoe het landschap komen weer bovendrijven, zo zal ik hieronder laten zien.

Waar het water brandt

‘Ik bezit een imaginair appartementencomplex in het centrum van Mexico-Stad,’ schreef de Mexicaanse romancier Carlos Fuentes in het voorwoord van zijn verhalenbundel Agua Quemada (Verbrand water, 1980). ‘Mijn denkbeeldige gebouw zinkt weg in het onbehaaglijke slijk waar de vochtige god, de Chac-Mool, leeft.’ [6] Uit dat slijk schiepen de Azteken in 1325 de oudste stad van Amerika, die in 1521 door de Spanjaarden werd veroverd en vervangen werd door Mexico-Stad. De titel van Fuentes’ bundel refereert aan die plek. In de ontstaansmythe van Tenochtitlan streken de Azteken neer op een rots in het Texcocomeer waaraan ze refereerden als atlatlayan, ‘waar het water brandt’. [7] Verbrand water, atl tlachinolli, staat daarnaast in Mexicaanse mythen symbool voor de verstrengeling van tegenstellingen. Fuentes vat die verstrengeling op als een versmelting van geboorte en wedergeboorte, van creatie en destructie, die volgens hem de essentie vormt van het Mexicaanse karakter. Dood en leven worden nooit van elkaar gescheiden, het dode leeft immer voort: ‘ook dit is het teken van het verbrande water dat het lot van de stad heeft bepaald.’ [8] Het is een zienswijze die haaks staat op het lineaire vooruitgangsdenken van de Europese kolonisten, waarin het verleden bij uitstek een tijdsmoment is dat nimmer terug kan keren en bestaat bij het feit dat het gescheiden is van het hier en nu. De terugkeer van het verbrande water tart ook een Europees dualisme, waarin de wereld via tegenstellingen wordt begrepen (natuur/cultuur, leven/dood, heden/verleden, subject/object). Die dualistische kijk is voor Fuentes ontoereikend om Mexico te kunnen begrijpen.

In de zinkende metropool die almaar groeit en uit zijn voegen barst dringt het verleden zich op. De zilte geur van de modderige bodem van het verdwenen meer hangt in Fuentes’ verhalen nog altijd in de hete lucht: ‘als een tastbare herinnering, bijna als een geest’. [9] In het verhaal ‘Chac-Mool’ komt dit het sterkst naar voren. Een chac mool is de term die wordt gegeven aan Azteekse standbeelden die vaak watersymbolen droegen. Filiberto, de hoofdpersoon van het verhaal, woont in een modern appartement in Mexico-Stad. Hij is gefascineerd door pre-Colombiaanse Mexicaanse kunst en koopt een chac mool bij een kleine antiekwinkel. Het beeld komt langzaamaan tot leven en kwelt Filiberto vanuit de kelder van zijn appartement: het vraagt continu om water, zet de kranen open en laat zijn woning overstromen. De chac mool vertegenwoordigt het verleden van Mexico, dat een andere realiteit is, een ‘verweesde realiteit waarvan we wisten dat die er was, die ons door elkaar schudt om weer tot leven te komen’. [10] In Agua Quemada is Mexico-Stad een onbewoonbare plek. Huizen kantelen, als de toren van Pisa, breken zelfs af. Straten zijn scheef en verdraaid. De moderne landschapsopvattingen hebben de stad in een uitzichtloze situatie verzeild doen raken: ‘Wanneer zullen we leren dat de sponsachtige grond van onze oude meerbodem de belediging van wolkenkrabbers niet kan verdragen!’ [11]

Een Azteekse chac-mool, gevonden in de Templo Mayor in Mexico-Stad. Bron: Wikicommons.

Doorwerking

Ook in het werk van de in Mexico-Stad geboren schrijver Carmen Boullosa speelt de doorwerking van het koloniale verleden, en het water van het Texcocomeer, een belangrijke rol. Haar roman Duerme (De schone slaapster, 1994) speelt zich af in het Mexico van 1571. Een ter dood veroordeelde Franse vrouw wordt door een inheemse vrouw onsterfelijk gemaakt, door water uit de meren die vroeger rond de stad lagen in haar wonden te schenken. ‘Dit zuivere water is niet verontreinigd door de smerige gewoonten van de Spanjaarden,’ vertrouwt de Mexicaanse vrouw haar toe. [12] De Franse overleeft de galg en wordt getuige van de wijze waarop de kolonisten in Mexico huishouden: ‘voordat zij hier kwamen om ons te ruïneren, hadden wij straten die in perfecte harmonie waren aangelegd.’ [13] De ruimtelijke ordening van de Spanjaarden heeft de Mexicanen een dualistisch wereldbeeld opgedrongen, waarin natuur en cultuur, en heden en verleden van elkaar zijn gescheiden: ‘De wereld is in tweeën gesplitst: er is een oude en een nieuwe wereld […] Water en land.’ [14] De Franse tart dat dualisme. Haar lot raakt aan het meer verbonden, omdat het water onderdeel is van haar wezen. Als ze er niet bij in de buurt blijft, dan neemt haar levenskracht af. Uiteindelijk gebeurt dat. Ze verzwakt en verandert in een schone slaapster: ‘ze zal eeuwen en eeuwen blijven slapen, haar geschiedenis zal onvoltooid blijven.’ [15]

Het schoneslaapstermotief keert terug in een andere roman van Boullosa. In het voorwoord van Cielos de la Tierra (Hemels van de aarde, 1997) schrijft ze dat het boek voortkomt uit een ‘destructief geweld dat ik in de lucht heb gevoeld, in de lucht van mijn stad’. Ze gaat verder: ‘Er bestaat een vorm van geweld die de corrupte paden die nergens toe geleid hebben vermijdt en dan eeuwen later de Schone Slaapster tegenkomt.’ [16] De roman is een gelaagde vertelling waarin het verleden, het heden en de toekomst in elkaar teruggrijpen en op elkaar vooruitlopen. Vanuit een zwevende, postapocalyptische plek boven Mexico-Stad daalt een archeoloog af naar de straten van een verwoeste metropool in de naweeën van een ecologische catastrofe. Tussen de ruïnes vindt ze een geschrift, een verslag van een antropoloog uit het einde van de twintigste eeuw die op haar beurt weer een zestiende-eeuws document vindt dat de memoires van een inheemse ooggetuige in de koloniale tijd bevat. Alle drie de tijden vangen de verwoesting van een wereld. De twintigste-eeuwse antropoloog zoekt in de zestiende-eeuwse tekst naar sporen van een koloniaal verleden. Een verleden dat onderdrukt en genegeerd wordt in haar eigen tijd, maar dat nog wel invloed uitoefent en uiteindelijk tot een ecologische ramp leidt: ‘We zijn geboren uit een koloniaal systeem en we leven nog steeds in een koloniaal systeem.’ [17]

De toekomstige archeoloog wil leren van het verleden, maar haar tijdgenoten willen er liever niets mee te maken hebben. Ze wijzen al het menselijke af omdat de mens de verwoesting van de aarde in gang heeft gezet: de taal, de geschiedenis en het geheugen. Uiteindelijk blijft er niets van hen over. De archeoloog concludeert dat hun ‘angst voor het verleden resulteerde in de vernietiging van de soort’. [18] Weer een uitroeiing: een verleden dat dood wordt verklaard. En de geschiedenis die zich herhaalt. Om een toekomst voor te stellen die breekt met de destructies uit het verleden, zo lijkt Boullosa te willen benadrukken, is het noodzakelijk om de geschiedenis niet weg te stoppen. In plaats daarvan moet de aanwezigheid en doorwerking van wat eens was in het hier en nu worden benadrukt.

Terug naar de toekomst

Niet alleen romanciers houden zich bezig met een mogelijke terugkeer naar een prekoloniale tijd. Hedendaagse Mexicaanse landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen willen de hedendaagse stedelijke ruimte dekoloniseren om te ontkomen aan het rampzalige vooruitzicht dat de stad te wachten staat. ‘Een terugkeer van het meer is geen nostalgisch idee,’ schrijft Teodoro González de León, een van de architecten die een voorstel deed voor een ambitieus ecologisch project waarin het Texcocomeer wordt gerestaureerd. Die restauratie ‘verzoent ons met de geografie die we bewonen, beschadigd en vergeten door een stilstand die we hebben geërfd van de kolonie’. De stedelijke ruimteordening wordt hier dus verbonden met diepgewortelde historische grieven en het doorbreken van een koloniale erfenis: ‘De conquistadores bewonderden de Azteekse stad, maar begrepen haar niet: haar delicate infrastructuur van dijken, wegen, bruggen en platforms vormde een stedelijk waterrijk.’ En: ‘Uit angst dat de inheemse bevolking terug zou keren naar hun oude centrum, werd besloten om het meer droog te leggen.’ [19] De drooglegging van het meer staat symbool voor het verdrukken van een Mexicaans verleden door de conquistadores.

Ook de Mexicaanse landschapsarchitect Iñaki Echeverria, die in samenwerking met de Nationale Watercommissie (CONAGUA) werkt aan een restauratieproject genaamd Parque Ecológico Lago de Texcoco, wil ‘de stad met zijn geografie verzoenen’. Het nieuwe meer dat hij voor ogen heeft, en waarvan de aanleg in 2018 van start ging, moet zo’n twaalf- à dertienduizend hectare in beslag nemen. ‘Als dit ons lukt,’ schrijft Echeverria, ‘dan veranderen we de richting van de geschiedenis van de stad en de vallei.’ [20] Net als bij González de León staat het water symbool voor de aanwezigheid van het verleden van de stad, dat nog ergens besloten ligt in het landschap: ‘We dachten dat het dood was en nu komt het plotseling weer tot leven,’ meent Echeverria. Het opnieuw inslaan van dit ‘verwaarloosde pad’ impliceert een omkering van de tijds- en ruimtebeleving van de Spanjaarden. [21] ‘Ik ben niet mystiek ofzo, maar het is bijna alsof het meer weigert volledig te sterven,’ schrijft de architect. [22] De scheidslijn tussen het dode en het levende vervaagt. Het water van het meer symboliseert een zijnswijze die haaks staat op een rationeel Europees idee waarin de doden gescheiden zijn van het levende.

Op de website van de overheid benadrukt de CONAGUA de verwevenheid van ecologische problematiek en kolonialiteit: ‘Het Parque Ecológico Lago de Texcoco-project […] zal worden afgestemd op de milieudoelstellingen van de 2030-agenda van de VN. Deze regering erkent de unieke kans om een daad van historische gerechtigheid uit te voeren en het gebied te vestigen als een belangrijk onderdeel van de hydrologische infrastructuur.’ [23] Door het landschap (en daarmee het verleden) weer een stem te geven, hopen de landschapsarchitecten te breken met de koloniale, eurocentrische opvattingen van het Mexicaanse landschap die de stad nog altijd in hun ban hebben. Oude landschapsopvattingen en vroegere, niet-Europese denkwijzen zouden samen met het weggepompte water terug moeten keren naar het oppervlak. Op die manier is het ecologische park niet alleen een middel voor een duurzame toekomst, maar maakt het tegelijkertijd conflicten en trauma’s uit het verleden zichtbaar in het hier en nu.

Conclusie

Landschap en denken beïnvloeden elkaar. De materiële ruimte bevat sporen van vroeger gebruik en misbruik, sporen van koloniale opvattingen over wat een landschap is en hoe de mens zich ertoe verhoudt. Die sporen dienen niet alleen als herinnering aan wat eens aanwezig was, maar maken deel uit van concurrerende hedendaagse overtuigingen en worden opgeroepen in verbeeldingen van de wereld van morgen. Een andere kijk op het verleden maakt ineens een andere kijk op de toekomst mogelijk, en vice versa. Net zoals de Spaanse kolonisten vijfhonderd jaar geleden het landschap gebruikten om het denken van de inheemse inwoners te sturen, zo gebruiken Mexicaanse romanciers, landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen veranderingen in de fysieke ruimte om een koloniaal verleden en wereldbeeld aan de kaak te stellen.

Voetnoten

[1] Hernán Cortés, ‘Second letter from Mexico’, in: Pascual de Gayangos ed., Cartas y relaciones de Hernan Cortés al emperador Carlos V (Parijs 1866) 110-114, als geciteerd door The American Historical Association. https://www.historians.org/teaching-and-learning/teaching-resources-for-historians/teaching-and-learning-in-the-digital-age/the-history-of-the-americas/the-conquest-of-mexico/letters-from-hernan-cortes. [2] Ibidem. [3] Arturo Escobar, Designs for the pluriverse: Radical interdependence, autonomy, and the making of worlds (Durham en Londen 2018) 4. [4] Claude Lévi-Strauss, Het trieste der tropen. Reisverslag van een antropoloog, vert. G.A.J. Emonds (Nijmegen 1985) 209. [5] Barbara E. Mundy, ‘Place-names in Mexico-Tenochtitlan’, Ethnohistory 61 (2014) afl. 2, 329. [6] Carlos Fuentes, Burnt Water, vert. Margaret Sayers Peden (New York 1980) voorwoord. [7] Barbara E. Mundy, The death of Aztec Tenochtitlan, the life of Mexico City (Austin 2015) 27. [8] Fuentes, Burnt Water, voorwoord. [9] Carlos Fuentes, ‘The Mandarin’, in: idem, Burnt Water, 156. [10] Carlos Fuentes, ‘Chac-Mool’, in: idem, Burnt Water, 11. [11] Fuentes, ‘The Mandarin’, 155. [12] Carmen Boullosa, De schone slaapster, vert. Aline Glastra van Loon (Amsterdam 1995) 21. [13] Ibidem, 47. [14] Ibidem, 46. [15] Ibidem, 110. 16] Carmen Boullosa, Cielos de la Tierra (Alfaguara 1997) voorwoord. [17] Ibidem, 137. [18] Ibidem, 338. [19] Teodoro González de León, ‘Vuelta a la Ciudad Lacustre’, Letras Libres 153 (2011). [20] Paul Biasco, ‘La Ciudad de México se propone construir uno de los parques urbanos más grandes del mundo’, El Salto, 19 februari 2020. https://www.elsaltodiario.com/cambio-climatico/ciudad-mexico-lago-texcoco-construir-parques-urbanos-mas-grandes-mundo. [21] Escobar, Designs for the pluriverse, 14. [22] Biasco, ‘La Ciudad de México’. [23] Comisión Nacional del Agua, ‘Proyecto prioritario: Rehabilitación del lago Texcoco’, Gobierne de México, 30 mei 2019. https://www.gob.mx/conagua/articulos/rehabilitacion-del-lago-texcoco-202165.

Over de auteur

Jilt Jorritsma is historicus, essayist en schrijver. Aan de Open Universiteit werkt hij aan een proefschrift over de doorwerking van plaats-specifieke verledens in toekomstvoorstellingen van steden die zinken door klimaatverandering. In 2016 won hij de Nexus Essayprijs en in 2018 de Joost Zwagerman Essayprijs. In 2021 verscheen zijn debuutroman Was.

Jilt Jorritsma, ‘Verbrand water. Herinnering, kolonialiteit en landschap in Mexico-Stad ’, Locus – Tijdschrift voor Cultuurwetenschappen 25 (2022). https://edu.nl/cvbd4

© 2022 Open Universiteit | Lees de disclaimer en de privacyverklaring van de OU |Voor het colofon zie Over LOCUS |Voor contact met de redactie kunt u mailen naar locus@ou.nl