Over de de/kolonialiteit van Kebun Raya Bogor, museumobjecten en hedendaagse Indonesische kunst

Sadiah Boonstra

Publicatiedatum: 27 januari 2022

Op 10 maart 2020, de eerste dag van het staatsbezoek aan Indonesië, werden koning Willem-Alexander en koningin Máxima rondgeleid in de botanische tuinen in Bogor (het voormalige koloniale Buitenzorg), de Kebun Raya Bogor. Op de veranda van het presidentieel paleis bood Willem-Alexander excuses aan voor ‘excessief geweld' van de Nederlandse overheid in de jaren van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949). Tijdens diezelfde gelegenheid werd de keris (rituele dolk) van de Indonesische verzetsheld prins Diponegoro (1785-1855) overgedragen aan president Joko Widodo, na bijna twee eeuwen voor Nederlandse museummedewerkers onvindbaar te zijn geweest in een Nederlandse museumcollectie. Dat uitgerekend de botanische tuinen in Bogor werden uitgekozen voor de teruggave van een belangrijk voorwerp van een Indonesische held zegt veel over de betekenis van Kebun Raya Bogor. De tuinen zijn een plek waar geschiedenis, kennis en museumobjecten samenkomen met imperialistische politiek, economie en de esthetiek van planten.

Het begrip ‘kolonialiteit’ werd in de jaren tachtig geïntroduceerd door de Zuid-Amerikaanse socioloog Aníbal Quijano. Het verwijst naar ‘kolonialiteit van macht’, een machtssysteem gebaseerd op racialisering en kapitalistische uitbuiting. Dit machtssysteem vond zijn oorsprong in de zestiende eeuw in Amerika, verspreidde zich naar andere delen van de wereld en leeft voort tot op de dag van vandaag. Kolonialiteit stelde imperiale/koloniale machten in staat om hiërarchische koloniale verschillen te creëren, die alle dimensies van het leven zouden raken, zoals kennis (epistemologie), economie, politiek, esthetiek, ethiek, ras, seks en spiritualiteit (religie). Anders gezegd: eurocentrische categorieën creëerden ongelijke koloniale machtsstructuren, die genormaliseerd en vervolgens universeel werden gemaakt. Koloniale machten achtten zichzelf superieur aan gekoloniseerde mensen, hun kennis, manier van leven en kunst. [1]

Over de kolonialiteit van botanische tuinen, waarvan kennis, natuur en economie een integraal onderdeel vormen, is al uitvoerig geschreven. [2] In de achttiende en negentiende eeuw was botanische kennis onontbeerlijk voor de opbouw van koloniale imperia: het vormde de basis voor de landbouwkennis die de economische uitbuiting van de natuur in koloniën en de ontwikkeling van de landbouw aldaar mogelijk maakte. De botanie bestond als academische discipline alleen omdat kennis over de eigenschappen van planten van belang was voor Europese staten, die deze kennis voor medicinale en economische doeleinden wilden gebruiken. Of zoals Zaheer Baber stelt: ‘Botanische tuinen kunnen worden beschouwd als een sleutelplaats waarin de koloniale macht letterlijk geworteld is.’ [3]

De Nederlandse historici Andreas Weber en Robert-Jan Wille tonen aan dat de botanische tuin in Bogor deze rol speelde voor het Nederlandse imperialisme. [4] In 1744 legde de Verenigde Oost-Indische Compagnie een tuin aan en bouwde een villa in op de plaats van de huidige botanische tuinen in Bogor. De Britten veranderden de tuin tussen 1811 en 1815 in een plek voor het publiek om te verpozen. Twee jaar later werd Kebun Raya Bogor in 1817 officieel opgericht als ’s Lands Plantentuin door de in Duitsland geboren botanicus C.G.C. Reinwardt (1773-1854), die toen het hoofd van landbouw, kunst en wetenschap van de Nederlandse kolonie was. Vanaf het moment dat de tuin werd aangelegd, was het economische potentieel van planten en zaden uit de hele wereld de motor achter het verzamelen en kweken daarvan. [5]

Ten grondslag aan het idee van de botanische tuin ligt de overtuiging dat de mens losstaat van de natuur. De Zuid-Amerikaanse dekoloniale denkers Walter Mignolo en Catherine Walsh beschrijven hoe na 1500 het onderscheid tussen mens en natuur tot stand kwam onder invloed van de christelijke theologie, de Verlichting en de Europese Renaissance. Vóór die tijd bestond de natuur niet als concept. Zodra de (West-)Europese mens tijdens de Renaissance het centrum van het universum werd, begon hij zich te distantiëren van de natuur. Tegen het midden van de achttiende eeuw was de natuur veranderd in iets dat de mens kon beheersen, domineren en uitbuiten. [6] Dit onderscheid tussen natuur en mens bestaat echter niet overal. Philippe Descola toont in Beyond Nature and Culture duidelijk aan dat het onderscheid tussen natuur en cultuur betekenisloos is en zelfs niet bestaat in Inheemse (uit respect geschreven met een hoofdletter) kosmologieën. [7]

Natuurwetenschappers in de kolonie Nederlands-Indië gebruikten Europese classificatie- en ordeningspraktijken om kennis over de aard van de Indonesiërs en de natuur in de archipel te verkrijgen. [8] De botanie ontstond in dezelfde tijd als vakgebieden als de antropologie, archeologie, geologie, geschiedenis en kunstgeschiedenis. Deze disciplines produceerden kennis over de wereld volgens een eurocentrisch wereldbeeld. Dit beeld kreeg vorm en werd ingebed in instituties, zoals het museum, de universiteit en de botanische tuin.

Collecties van gedroogde planten en zaden uit de kolonies vonden hun weg naar Europa, waar ze in musea werden tentoongesteld naast zoölogische en etnografische collecties. Natura Artis Magistra, tegenwoordig beter bekend als de dierentuin Artis, herbergde bijvoorbeeld een etnografische verzameling. ‘Voor de mens, als hoogst georganiseerde wezen dat de dierkunde kent, behoort een plaats ingeruimd te worden in een zoölogische tuin,’ stelde een directeur van Artis. [9] Frederik Willem van Eeden (1829-1901), de oprichter van het Koloniaal Museum in Haarlem (de voorganger van het huidige Tropenmuseum), was een botanist met een grote interesse in koloniale producten. Hij verzamelde natuurlijke producten, die hij onderverdeelde in mineralen, plantproducten en houtsoorten, maar ook producten waarin natuurlijke elementen waren verwerkt, zoals textiel, batik en kruidmedicijnen. [10]

De Europese verzamelwoede en drang om de gekoloniseerde delen van de wereld in kaart te brengen door een lineaire en hiërarchische presentatie van objecten in musea te tonen resulteerde in een stroom van voorwerpen vanuit koloniaal Indonesië naar Europa. Zo werden objecten uit hun oorspronkelijke context weggenomen en ging de daaraan verbonden kennis verloren. Om een voorbeeld te geven: de Batakkers in Noord-Sumatra hadden hun kennis over het verzamelen van planten en kruiden, hun toepassing in dagelijks gebruik en genezingsmethoden opgeschreven in pustaha, een boek met teksten, te gebruiken bij rituelen, voor een Batak-priester. Vele honderden pustaha belandden door Europese verzamelaars tijdens de koloniale periode in Europese museumcollecties, waardoor de kennis van de Batak verdween.

De koloniale geschiedenis en het feit dat zich zo veel Indonesische culturele objecten in Nederlandse museumcollecties bevinden, houdt vele kunstenaars in Indonesië bezig. Zij gebruiken hun werk als middel om kolonialiteit bloot te leggen en te bekritiseren. Tegelijkertijd proberen ze koloniale structuren te ondermijnen door alternatieve visies aan te dragen die geworteld zijn in lokale kosmologieën. Zo werkt het in Yogyakarta gevestigde kunstenaarscollectief Lifepatch al jarenlang samen met filoloog Manguji Nababan aan het transcriberen en vertalen van gepubliceerde pustaha, die niet meer in bezit van de Batak zijn. Lifepatch poogt zo zich de verloren gegane kennis opnieuw toe te eigenen en te conserveren. Hiermee verzetten zij zich tegen het monopoliseren van geneeskundige kennis door de farmaceutische industrie.

Lifepatch creëerde het tweekanalenvideowerk Spectular Healing (2019) als kritiek tegen het epistemische geweld, dat wil zeggen, het uitwissen of discrimineren van Inheemse vormen van kennis, in dit geval het geweld dat tegen de Batak gepleegd is door de pustaha weg te nemen. Lifepatch creëerde het werk voor de tentoonstelling On the Nature of Botanical Gardens: Indonesian Perspectives, gecureerd door de auteur en in 2020 gehouden in Framer Framed te Amsterdam. Lifepatch bekritiseert de commerciële geneeskunde in dit videowerk en pleit voor een terugkeer en een herwaardering van Inheemse geneespraktijken.

Lifepatch, Spectacular Healing (2020) ©Eva Broekema/Framer Framed

Op het linker videokanaal laat Lifepatch zien hoe kunir asam gemaakt wordt, een jamu (medicinale kruidendrank) voor vrouwen die ongesteld zijn. De video parodieert met zijn look en feel commerciële medicijnreclames. In de video wordt getoond hoe de ingrediënten, zoals lente-uitjes, kurkuma, gember, palmsuiker en tamarinde, verzameld en bereid worden. De rechter video toont beelden van Inheemse geneespraktijken, zoals koppen zetten, reflexologie, acupunctuur en kerokan, een muntwrijftherapie. De beelden worden voorzien van dekoloniaal commentaar op epistemisch geweld.

De relatie tussen Inheemse kennis, museumobjecten en de botanische tuin in Bogor komt ook terug in het schilderij Ruwatan Tanah Air Beta: Reciting Rites in Its Sites (2019) van de in Bandung gevestigde kunstenaar Zico Albaiquni. In dit kleurrijke werk visualiseert Albaiquni plaatsen en objecten in de Kebun Raya Bogor die tijdens de koloniale periode gefotografeerd zijn. Deze objecten en foto’s zijn onderdeel van de collectie van het Nationaal Museum van Wereldculturen en in de loop van de geschiedenis zijn door museummedewerkers verschillende betekenissen aan de voorwerpen en foto’s toegekend. Albaiquni keert de eurocentrische perspectieven die besloten liggen in deze gedocumenteerde betekenissen van het museum om en transformeert ze naar Indonesische en soms specifiek Sundanese (etnische groep in West-Java) perspectieven. [11]

Zico Albaiquni, 'Ruwatan Tanah Air Beta, Reciting Rites in its Sites', 2019. Installation photo from the exhibition On the Nature of Botanical Gardens (2020) curated by Sadiah Boonstra at Framer Framed (2020). © Eva Broekema / Framer Framed. Courtesy of the artist.

Albaiquni schilderde vijf scènes tegen een kleurrijke achtergrond van hoge bomen met dik gebladerte in Kebun Raya Bogor. Deze scènes zijn verbeeldingen van koloniale foto’s uit de collectie van het Nationaal Museum van Wereldculturen; bijna allemaal plekken die nog zijn te vinden in de botanische tuinen. Koloniale overheersers en Nederlandse museummedewerkers hebben aan deze plekken betekenissen toegedicht in de beschrijvingen van de foto’s die soms afwijken van het Sundanese perspectief. Albaiquni visualiseert de Indonesische en soms specifiek Sundanese betekenissen van deze scènes in dit schilderij. Zo zien we in het midden van het schilderij een paviljoen uit de koloniale periode. Sukarno (1901-1970), de eerste president van Indonesië, is zittend op de grond in het paviljoen afgebeeld. Pal voor het paviljoen staat een kleine obelisk, genaamd ‘Paniisan Soekarno’, waarin de Pancasila zijn gegraveerd, de vijf grondbeginselen van de Indonesische staat. Vandaag de dag komen lokale spirituele gemeenschappen regelmatig bijeen in het paviljoen.

In de hoek linksonder zien we een stenengroep, die ook te vinden is in de tuinen van Bogor en stamt uit de hindoe-boeddhistische periode (tussen de vierde en vijftiende eeuw). Het Nationaal Museum van Wereldculturen heeft een groot aantal foto’s van de stenengroep in de collectie, gemaakt door de fotograaf Isidore van Kinsbergen (1821-1905) in 1863. Eén van de stenen is een beeld in de vorm van een koe, die in de museumdocumentatie beschreven wordt als de hindoegod Nandi. [12] Albaiquni verklaart echter dat volgens de Sunda Wiwitan, het Sundanese geloof, het beeld de legendarische kroonprins Mundinglaya, zoon van vorst Prabu Siliwangi, voorstelt. De kunstenaar stelt ook dat op de plek van deze stenengroep rituelen plaatsvinden.

Midden onderaan het schilderij is een aantal manden afgebeeld, gevuld met rijst in verschillende kleuren: een verwijzing naar de tentoonstelling basic values van de Nederlandse kunstenaar herman de vries. Deze tentoonstelling was in 2015 te zien in het Erasmus Huis in Jakarta, als onderdeel van de Jakarta Biennale, en in 2016 in Framer Framed. In basic values toonde de vries, opgeleid als bioloog en natuurwetenschapper, natuurlijke materialen die in zijn ogen tot de basisbehoeften van Indonesiërs behoren. De show toonde verscheidene soorten bamboe, omdat bamboe onder meer gebruikt wordt in huizenconstructie. De verschillende soorten rijst waren bedoeld om de biologische rijkdom van Indonesië te illustreren. Opmerkelijk genoeg is herman de vries, evenals Nederlandse leunstoelgeleerden tijdens de koloniale periode, nog nooit in Indonesië geweest, maar haalde hij de kennis waarop hij zijn tentoonstelling baseerde voornamelijk uit boeken. [13] Daarmee zet de vries, wellicht onbedoeld, een koloniale praktijk voort.

Albaiquni bezocht de tentoonstelling in Jakarta en reageert met zijn verwijzing op de vries’ geromantiseerde beeld van Indonesiërs die in harmonie met de natuur leven. Albaiquni wil met de rijstmanden laten zien dat voor Sundanezen rijst verschillende betekenissen kan hebben en in sommige gevallen zelfs een heilige en rituele connotatie heeft. Gele rijst wordt bijvoorbeeld gebruikt in ruwatan (een reinigingsritueel dat de wereld zuivert van slechte energie en een hereniging faciliteert met de natuur, vooroudergeesten en God). Een ritueel waarnaar verwezen wordt in de titel van het schilderij.

Aan de rechterkant van het schilderij is een afbeelding van de Nederlandse begraafplaats in Kebun Raya Bogor te zien. Deze verwijst naar het schilderij Het kerkhof in het park te Bogor met graven (1871). [14] Oorspronkelijk werd deze scène door de beroemde Indonesische schilder Raden Saleh (1811-1880) geschilderd, die zes grafzerken in de botanische tuinen afbeeldde die in zijn tijd al omringd waren door bamboe. Vandaag de dag fungeert de begraafplaats ook als kinderspeeltuin en is het afgezet met heggen van gedecoreerde bamboe. Zo zijn er bijvoorbeeld hartjes uit de hekken van bamboe gesneden. Albaiquni licht toe dat de Sundanezen bamboe gebruiken voor de spirituele bescherming van zowel de levenden als de doden. De bamboe op de Nederlandse begraafplaats is dus bedoeld om de Nederlandse geesten te sussen.

Albaiquni koos ervoor om verschillende plekken in de botanische tuinen af te beelden in Ruwatan Tanah Air Beta. Hiermee laat hij de verschillende historische lagen zien die aanwezig zijn in de botanische tuinen. Aan alle plekken die hij afbeeldt werden betekenissen toegekend door de koloniale overheersers, terwijl deze plekken, waaronder de stenengroep, al van betekenis waren in de Sundanese kosmologie en die betekenis zijn blijven houden. Andere plekken, zoals het paviljoen, hebben een Indonesische nationalistische betekenis gekregen, maar zijn ook van belang voor spirituele rituelen in de botanische tuin. In zijn schilderij benadrukt Albaiquni de betekenis van de Sundanese kosmologie voor de plek waarop Kebun Raya Bogor gevestigd is.

Deze spirituele laag wordt nog duidelijker uit het creatieproces. Voordat hij aan het werk begon, legde Albaiquni contact met de spirituele gemeenschap die in het paviljoen in de botanische tuin bijeenkomt. Hij woonde een ruwatan bij. Albaiquni’s wilde de lokale spirituele gemeenschap laten zien dat hij goede bedoelingen had, gesprekken met hen aangaan over herinnering, geschiedenis en met hen van gedachten wisselen over verschillende spirituele praktijken, culturen en geschiedenissen die besloten liggen in Kebun Raya Bogor. Deze conceptuele en spirituele insteek creëert een extra betekenislaag voor het schilderij.

Ruwatan Tanah Air Beta toont collectieve herinneringen vanuit het koloniale, het Sundanese en het Indonesische perspectief. Het werk bekritiseert de kolonialiteit van de botanische tuin en draait het perspectief vervolgens om. Maar bovenal eigent het zich de Sundanese kennis weer toe die is ingebed in de spirituele praktijken die beoefend worden in Kebun Raya Bogor, maar door kolonialiteit genegeerd, gedenigreerd of uitgewist waren. Albaiquni toont hiermee een dekoloniale houding ten aanzien van de verschillende historische lagen in de botanische tuinen. Aldus kan Ruwatan Tanah Air Beta beschouwd worden als een ruwatan, een ritueel dat erop gericht is balans te brengen in de Sundanese kosmologie, én als een poging om de Sundanese spiritualiteit, kennis en herinneringen voor het voetlicht te brengen. Albaiquni creëert nieuwe relaties met en herwaardeert Sundanese kennis en praktijken, niet alleen van de natuur, maar van de Sundanese kosmologie in het algemeen.

Lifepatch en Zico Albaiquni proberen de aandacht te vestigen op het onteigenen van objecten en de daarmee verloren gegane of gewaande kennis. Tegelijkertijd creëren ze nieuwe betekenissen voor koloniale objecten in Nederlandse museumcollecties. Lifepatch verzet zich tegen het epistemisch geweld dat gepleegd is door de musealisering van kennisobjecten van de Batak, terwijl Albaiquni laat zien dat plekken en objecten in Kebun Raya Bogor ook andere betekenissen en waarden in zich dragen dan de betekenissen die eraan zijn toegeschreven door koloniale overheersers of Nederlandse museummedewerkers. Zo worden op paradoxale wijze in de botanische tuin, een plek waarin kolonialiteit bij uitstek diepgeworteld is, dekoloniale betekenissen gecreëerd.

Voetnoten

[1] Aníbal Quijano, ‘Coloniality and Modernity/Rationality’, Cultural Studies 21.2-3 (2007) 168-178; María Lugones, ‘Toward a Decolonial Feminism’, Hypatia 25.4 (2010) 742-759; Walter D. Mignolo en Catherine E. Walsh, On Decoloniality: Concepts, Analytics, Praxis (Durham en Londen 2018). [2] Andrew Goss, The Floracrats: State-Sponsored Science and the Failure of the Enlightenment in Indonesia (Wisconsin 2011); Zaheer Baber, ‘The Plants of Empire: Botanic Gardens, Colonial Power and Botanical Knowledge’, Journal of Contemporary Asia 46.4 (2016) 659-679; Andreas Weber, ‘A Garden as a Niche: Botany and Imperial Politics in the Early Nineteenth Century Dutch Empire’, Studium. Tijdschrift voor Wetenschaps- en Universiteitsgeschiedenis 11.3 (2018) 178-190. [3] Baber, ‘The Plants’, 676. [4] Andreas Weber en Robert-Jan Wille, ‘Laborious Transformations: Plants and Politics at the Bogor Botanical Gardens’, Studium. Tijdschrift voor Wetenschaps- en Universiteitsgeschiedenis 11.3 (2018) 169-177. [5] Weber, ‘A Garden’, 179-180. [6] Mignolo en Walsh, On Decoloniality, 155-164. [7] Philippe Descola, Beyond Nature and Culture, vertaald door Janet Lloyd (Londen: Chicago University Press, 2013). [8] Goss, The Floracrats, 19. [9] David van Duuren, 125 jaar verzamelen. Het Tropenmuseum pakt uit (Amsterdam 1990) 23. [10] Janneke van Dijk en Susan Legêne, eds., The Netherlands East Indies at the Tropenmuseum (Amsterdam 2010) 137. [11] Ruwatan Tanah Air Beta: Reciting Rites in Its Sites bevindt zich tegenwoordig in de collectie van het Nationaal Museum van Wereldculturen, met inventarisnummer 7224-1. [12] Nationaal Museum van Wereldculturen, inventarisnummer RV-1403-3790-1. [13] ‘herman de vries over de expositie basic values’, https://vimeo.com/158149448, bezocht op 7 augustus 2021. [14] Nationaal Museum van Wereldculturen, inventarisnummer TM-0-432.

Over de auteur

Historica en curator Dr. Sadiah Boonstra woont en werkt in Jakarta, Indonesië, waar ze oprichter en directeur is van PT Culture Lab Consultancy. Ze combineert haar specialisatie in Indonesische koloniale geschiedenis met zowel het cureren en produceren van hedendaagse visuele kunst en podiumkunsten, als publieksprogrammering. Vanaf 2022 is Sadiah parttime postdoctoraal onderzoeker aan Vrije Universiteit, Amsterdam, in het onderzoeksproject ‘Pressing Matter: Ownership, Value and the Question of Colonial Heriage in Museums.’ Voorheen was Sadiah Asia Scholar aan Melbourne University/Curator Public Programs Asia TOPA en Senior Programmer bij National Gallery Singapore. Voor meer informatie, zie www.sadiahcurates.com.

Sadiah Boonstra, ‘Over de kolonialiteit van Kebun Raya Bogor, museumobjecten en hedendaagse Indonesische kunst’, Locus – Tijdschrift voor Cultuurwetenschappen 25 (2022). https://edu.nl/avre3

© 2022 Open Universiteit | Lees de disclaimer en de privacyverklaring van de OU |Voor het colofon zie Over LOCUS |Voor contact met de redactie kunt u mailen naar locus@ou.nl