Lichtgewicht, zwaargewicht: anderhalve eeuw op de weegschaal

Fenneke Sysling

Publicatiedatum: 26 november 2019

Introductie

Met de nieuwste digitale meettechnieken in een handzaam formaat zijn er steeds meer mogelijkheden om de gesteldheid van lichaam en geest te volgen. Wie een slim digitaal horloge heeft dat het aantal stappen per dag registreert of een app die humeur of productiviteit bijhoudt, is een ‘self-tracker’. De groeiende populariteit van deze metingen is door sociologen vanuit verschillende gezichtspunten geïnterpreteerd: als een manier om tot nieuwe en authentieke zelfkennis te komen (mindfulness, maar dan met technologie) maar ook als een manier waarop het lichaam tot meetbaar onderdeel wordt gemaakt van de kapitalistische samenleving met zijn waarden van productie, efficiëntie en fitheid. [1]

Dit artikel behandelt een voorloper van deze technologieën, die overigens nog steeds, ook in digitale vorm, vaak gebruikt wordt: de weegschaal. Na de voorgeschiedenis van het wegen, waarbij het verhaal tot Italië voert, volgt het de ontwikkelingen in Nederland. Nog tot ver in de twintigste eeuw gebeurde wegen daar buitenshuis, bij de dokter of op een openbare weegschaal op de kermis of in het warenhuis. Vanaf de jaren vijftig vond men de weegschaal steeds vaker in de Nederlandse badkamer. Deze ontwikkelingen zijn vergelijkbaar met de ontwikkelingen in West-Europa en de Verenigde Staten (hoewel het soms een paar jaar verschilt).

Dit artikel laat zien hoe het veranderend gebruik van de weegschaal ook een andere interpretatie van gewicht en het lichaam met zich meebracht. Daarmee wordt een Science and Technology Studies-aanpak gevolgd, die technologie beschouwt in zijn verwevenheid met sociaal-culturele ontwikkelingen. Wat voor menselijke activiteit ontstaat er rondom de technologie? Welke vrijheden en belemmeringen worden door technologie veroorzaakt? Wat zijn de onverwachte gevolgen of bijwerkingen? Bij dergelijke vragen wordt ervan uitgegaan dat een technologie wordt gevormd en gestuurd door de gebruikers en hun ideeën, maar dat een technologie ook de wereld en de opvattingen daarin kan veranderen. [2] Dat maakt het uit of een weegschaal op de kermis, in de apotheek, bij de verzekeringsarts of binnen de muren van een eigen woning stond? Zoals we zullen zien, betekende ‘gewicht’ in de verschillende contexten iets anders. Het bestuderen van die verschillende betekenissen werpt licht op de manieren waarop de technologie van de weegschaal en de manier waarop men daarmee het eigen gewicht leert kennen, samenhangt met verschuivende concepten van het lichaam. Zo zien we bijvoorbeeld dat gewicht, hoewel het slechts één aspect is van de eigenschappen van het lichaam, een graadmeter wordt voor de gezondheid (in sommige contexten) of schoonheid (in andere). Daarbij overlappen beide categorieën elkaar uiteraard ook: een dik lichaam werd steeds meer als ongezond en onaantrekkelijk gezien.

De weegstoel

De geschiedenis van het wegen van de individuele mens gaat terug tot de zeventiende eeuw. Santorio Santorio (1561-1636), een arts uit Venetië, bracht veel tijd door met het meten van zijn gewicht en de variaties daarin door voedselinname, zweten en toiletbezoek. Voor de gelegenheid ontwierp hij zelf een weegstoel, een stoel die hing aan een van de armen van een tweearmige balans. Santorio was geïnteresseerd in hoe het menselijk lichaam werkte, maar verbond gewicht ook al aan individueel welzijn, en aan matigheid als deugd. Daar was zijn weegstoel ook voor gebouwd: Santorio hing de weegstoel bij de tafel waaraan hij het diner at. Als hij teveel at, en de weegstoel omlaag zakte, raakte het eten buiten zijn bereik en werd hij gedwongen ermee te stoppen. Belangrijk voor ons verhaal is dat er in Santorio’s tijd nog geen standaardisering van metingen bestond. Santorio moest dus werken zonder vaste meeteenheden (als kilogram en centimeter) maar ook zonder enig idee van een gemiddeld gewicht. Zijn enige uitgangspunt was zijn eigen eerdere gewicht, en omdat balans een belangrijke waarde was in zijn medische wereldbeeld, was zijn ideale gewicht het midden van de schommelingen. Hij was dus zelf zijn enige maatstaf.

De weegstoel raakte om begrijpelijke praktische redenen nooit algemeen in gebruik, maar Santorio’s werk introduceerde wel de koppeling tussen een goed gewicht (voor Santorio was dit een gebalanceerd gewicht zonder plotselinge toenames of afnames), matigheid en gezondheid. [3] Met die laatste twee zaken waren vóór de tweede helft van de negentiende eeuw wel meer mensen bezig, maar weinigen hadden zelf een balans in huis of in de buurt. Een early adapter in Nederland was koning Willem I. Zoals Jeroen Koch verhaalt in zijn biografie, werd het lichaamsgewicht van Willem I en zijn hofhouding bijgehouden tussen 1822 en 1828 (eens per twee jaar). [4] Het is goed mogelijk, aldus Karin Bakker – biograaf van Franz Joseph Harbaur, de lijfarts van Willem I – dat Willem I op Harbaurs initiatief werd gewogen (hoewel de notering van de metingen niet in zijn handschrift was). Harbaur geloofde in matigheid en zijn leermeesters in Frankrijk hadden hem op de hoogte gebracht van het nut van meten. [5]

Voor artsen werd lichaamsgewicht pas in de tweede helft van de negentiende eeuw een belangrijker factor, en dan vooral om te bepalen of baby’s en jonge kinderen gezond waren of voor onderzoek naar de groei van kinderen naar volwassenen. [6] Dat wil niet zeggen dat iedere huisarts een weegschaal had staan. Rond 1900 deden de meeste artsen het nog zonder. [7]

De publieke weegmachine

Vanaf de laatste decennia van de negentiende eeuw en tot ver in de twintigste kon een breder publiek buitenshuis op de weegschaal. De eerste publieke weegschalen (met springveer) waren logge dingen, en waren te vinden op kermissen, in warenhuizen of in apotheken, of op het treinstation. Je gooide er een paar centen in, en dan kon je je gewicht aflezen. De meeste mensen deden dat waarschijnlijk niet meer dan een enkele keer per jaar, of nog minder. Zoals Hieke Huistra beschrijft in een stuk over het vermeende verband tussen gewicht en schoonheid, maakte dat vermeende verband het wegen op de kermis deels entertainment en deels educatief. Je kon het doen met een groepje vrienden en je leerde iets nieuws over jezelf. [8]

Daarmee werd gewicht een maatstaf die met wetenschappelijke precisie iets over het lichaam zei, en die het lichaam meer kenbaar maakte dan daarvoor. Je kon die informatie koppelen aan wat je al wist, bijvoorbeeld je tailleomvang, een veel vaker gebruikte maat die mensen konden kennen van een bezoek aan een naaister en van het kopen van confectiekleding. Maar je kon je gewicht nog niet afmeten aan tabellen met gemiddeld gewicht bij bepaalde leeftijdsklassen (die werden pas in de loop van de twintigste eeuw bekender), dus er was geen sprake van een standaard waarmee je je kon vergelijken. Het gewicht waarover gepubliceerd werd, in de krant bijvoorbeeld, en dat men dus kon kennen, waren van de dikste mannen en vrouwen (en ook op de kermis te vinden), maar tevens die van koningen of beroemdheden. [9] Men kon het eigen lichaam dus wel positioneren ten opzichte van die uitersten.

De ideeën over het ideale lichaam rond 1900 waren, voor zover je dat kan generaliseren, voor vrouwen van de middenklasse steeds meer een modern, gezond, jeugdig en natuurlijk lichaam, met een slank figuur. Een kleine tailleomvang werd iets minder belangrijk dan in de periode ervoor, maar bleef aantrekkelijk. Ook voor mannen betekende dit dat men niet te mager, maar zeker ook niet te dik moest zijn. [10] Maar voor wie slechts een enkele keer op de weegschaal stond, speelde de maakbaarheid van het lichaam minder een rol. De informatie die van de weegschaal werd afgelezen, kon dan nog niet ingepast worden in een zelfverbeteringsregime waarbij regelmatig gemonitord moest worden om te kijken of er sprake was van vooruitgang of achteruitgang.

Ook werd persoonlijk gewicht nog minder gezien als informatie die privé zou moeten zijn. Toen een journalist koningin Wilhelmina vroeg op de weegschaal te gaan staan, kon haar gewicht in de krant vermeld worden tot achter de komma (63 kilo, 750 gram en enkele decigrammen). [11] De weegschalen stonden in openbare ruimten (zeker op de kermis waren ze ook toegankelijk voor lagere klassen), en het karakter van entertainment betekende dat men gewicht zal hebben gedeeld met de familie of vrienden die erbij waren. Dat dit langzaam veranderde, blijkt wel bij een sprekende weegschaal (‘door zeer vernuftig geplaatste fonografen’) in Amsterdam in 1932 waarbij in de krant werd vermeld: ‘Dames behoeven niet bang te zijn, dat haar geheimen over de slanke lijn wijd en zijd verkondigd worden. De stem is duidelijk maar heel bescheiden’. [12] Hoewel de weegschalen voor beide seksen geadverteerd worden (vaak met de kermisslogan ‘Stap op en laat je wegen’), gaan de meeste van de karikaturen betreffende het gebruik van de weegschaal over dikke dames.

Nieuwe Apeldoornsche Courant, 16 mei 1933.

Het monitoren van lichaamsgewicht

Wie er geld voor had, kon natuurlijk vaker achter elkaar op de weegschaal, en kon daarmee schommelingen en veranderingen in het lichaam bijhouden. Zo adverteerde het Hotel des Indes in Den Haag in 1897 dat er een weegschaal aanwezig was in kamer 1. Voor ‘repatrieerenden’ uit Indië die na hun verlof wilden weten hoeveel zij waren aangekomen in gewicht (de aanname was blijkbaar dat niemand afviel van een verblijf in Nederland), was de tweede keer wegen gratis. [13] Hoe vaker je je kon wegen, hoe meer het gewicht een maakbare eigenschap werd. De actie die ondernomen moest worden bij een gewicht dat niet het verwachte of gewenste was, was een bezoek aan een arts of een poging zelf het gewicht te laten toe- of afnemen. In dat laatste geval werd dus het individu verantwoordelijk voor de staat van het lichaam.

Dat een dergelijk gebruik van de weegschaal steeds gewoner werd, blijkt bijvoorbeeld uit de verkoop van een gewichtsboekjes, zoals die van Drogisterij De Gekroonde Gaper uit Eindhoven. In een ingevuld exemplaar daarvan, nu in het archief in Eindhoven, heeft een vrouw haar gewicht bijgehouden van 1918 tot 1921. [14] Zij woog zich in 1918 vanaf juni maandelijks, maar in de jaren daarna minder. Een aantal keer, als het gewicht iets hoger uitviel, vermeldde zij dat zij zich woog met dikke mantel of bontmantel aan. Het laat zien dat ook als mensen buitenshuis op de weegschaal stonden, gestreefd werd naar vergelijkbare metingen, om zich zo op een correcte manier met een eerdere versie van zichzelf te vergelijken.

Dit bijhouden van het eigen gewicht past in het door Huistra geconstateerde gegeven dat in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw het ideaal van een slank lichaam steeds meer gekoppeld wordt aan gemeten gewicht op de weegschaal. Gezondheid en schoonheid werden daarbij gezien als twee kanten van dezelfde medaille. Een krant in 1929 schreef dat een weegschaal was geplaatst omdat ‘het kontroleeren van het gewicht, van grootere beteekenis is voor den gezondheidstoestand en levensduur van den mensch, dan men in den regel geneigd is aan te nemen’. [15] Tegelijkertijd speelden advertenties in op de angst van (vooral) vrouwen om te dik te worden, waarbij de weegschaal de brenger van het slechte nieuws was, de oplossing een dieet en de weegschaal de manier om het succes daarvan te beschrijven.

Het is aannemelijk dat deze toename van het bijhouden van het gewicht kwam door een samenspel van factoren, zoals het toenemende gebruik van de weegschaal in de medische wereld, de verzekeringsgeneeskunde, slankheidsidealen voor vrouwen uit de middenklasse, maar ook de steeds meer aanwezige weegschaal. [16] Daarnaast werden er ook, door medici, standaarden ontwikkeld voor ‘normaal gewicht’ voor vrouwen en mannen in een bepaalde leeftijdsklasse, waardoor individuen zich niet alleen konden afmeten aan het eigen eerdere gewicht, maar konden streven naar een gewicht ten opzichte van hun leeftijdsgenoten. [17]

Zoals historici en sociologen van kwantificering en standaardisering hebben laten zien, beïnvloedden die nieuwe standaarden ook de perceptie van wat een goed of slecht gewicht was. ‘Gemiddeld’ werd al snel ‘normaal’ en daarmee nastrevenswaardig. [18]

Gewicht werd daarmee steeds belangrijker in vergelijking met andere methodes om gezondheid en schoonheid in te schatten, zoals het blote oog (al bleef dat uiteraard ook belangrijk) en het meten van tailleomvang of borstkas. Vooral door de mogelijkheid het gewicht niet één keer, maar meerdere keren achter elkaar te meten, werd het lichaam iets waarin kon worden ingegrepen, en waarbij zelfverbetering kon worden afgemeten de volgende keer dat iemand op een weegschaal stond.

Thuistechnologie

Na de Tweede Wereldoorlog werden de kleinere weegschalen die geschikt waren voor in huis steeds populairder. Vanaf de jaren zestig werd er bijvoorbeeld voor de personenweegschalen van merken als Salter en Westa volop geadverteerd. Daarmee werd het makkelijker om vaak te wegen, en kon het in de gaten houden van het lichaam een dagelijkse of wekelijkse thuisbezigheid worden. Ook hier bleef gewicht gekoppeld aan gezondheid en schoonheid.

Omdat de weegschaal naar binnenshuis verplaatste, werd gewicht nu ook privé. [19] Dat was niet alleen het gevolg van de technologie die naar binnen verplaatst werd, maar had waarschijnlijk ook te maken met het feit dat normen over normaal gewicht steeds bekender werden, waardoor van anderen een moreel oordeel verwacht kon worden op basis van een aantal kilo’s. Het gewicht hield en houdt men dus liever voor zichzelf. Daarbij speelt nog mee dat gewicht het enige is wat privé gehouden kán worden terwijl lichaamsomvang in de publieke ruimte slecht te camoufleren is. Gewicht, uitgedrukt in kilo’s, werd daarmee bijna een soort geheimzinnige extra eigenschap van het lichaam, die nauw samenhing met lichaamsomvang, maar op de weegschaal ook steeds weer een negatieve of positieve verrassing kon zijn.

Rondom de weegschaal ontstonden dus weegpraktijken die invloed hadden op ideeën over het lichaam. Vanaf het einde van de negentiende eeuw werd gewicht een steeds belangrijker graadmeter van schoonheid en gezondheid. Maar voor wie eenmalig op een kermisweegschaal stond was het lichaam minder maakbaar en voor verbetering vatbaar dan voor diegene die regelmatig zijn gewicht kon monitoren. En met de weegschaal die naar binnen verplaatst werd, werden de cijfers die erop te zien waren steeds meer privézaak.

Voetnoten

[1] Deborah Lupton, The Quantified Self. A sociology of self-tracking (Cambridge 2016).

[2] W. Bijker, T. Hughes en T. Pinch, The social construction of technological systems. New directions in the sociology and history of technology (Cambridge, MA 1987); D. Mackenzie en J. Wajcman, The social shaping of technology. How the refrigerator got its hum (Milton Keynes 1985).

[3] Lucia Dacome, ‘Balancing acts. Picturing Perspiration in the Long Eighteenth Century’, Studies in History and Philosophy of Science Part C. Studies in History and Philosophy of Biological and Biomedical Sciences 43, (2012) afl. 2, 379-391, 381. Wetenschappers zoals Johannes de Gorter in de jaren 1720 in Nederland experimenteerden ook met de weegstoel, maar waren meer bezig met uitwasemingen/zweet dan met individuele gezondheid. Zie: Ruben Verwaal, Fluid Bodies. Physiology and Chemistry in the Eighteenth-Century Boerhaave School (Proefschrift Universiteit Groningen, 2018), 144-146.

[4] Jeroen Koch, Koning Willem I. 1772 – 1843 (Amsterdam 2013).

[5] Karin Bakker, persoonlijk mailcontact.

[6] Gerard Jorland, Annick Opinel en George Weisz ed., Body Counts. Medical Quantification in Historical and Sociological Perspectives (Montreal en Kingston 2005). In Nederland waren het de hygiënistische artsen van rond de eeuwwisseling die het belang van gewicht voor gezondheid benadrukten.

[7] K. Horstman, Verzekerd leven. Artsen en levensverzekeringsmaatschappijen 1880-1920 (Proefschrift Rijksuniversiteit Limburg, 2001).

[8] Hieke Huistra, ‘Standardizing slimness. How body weight quantified beauty in the Netherlands, 1870-1940’ in: Claudia Liebelt, Sarah Böllinger, Ulf Vierke ed., Beauty and the Norm. Debating Standardization in Bodily Appearance (z.p. 2019), 45-72.

[9] ‘Hoe zwaar koningen wegen’, Nieuwsblad van het Noorden, 24 mei 1913.

[10] K.P.C. de Leeuw, Kleding in Nederland. 1813-1920 (Tilburg 1991) 216-17. Zie ook: ‘De maat eener moderne Venus’, De Telegraaf, 29 januari 1898.

[11] ‘Een buitengewoon berichtje’, Tilburgsche courant, 02 oktober1898.

[12] ‘Sprekende weegschaal’, De Telegraaf, 29 september 1932. Het eerste citaat over de fonografen komt uit: ‘Een sprekende weegschaal’, Leeuwarder courant, 22 september 1913.

[13] ‘Stapt op en laat je (u) wegen’, Bataviaasch nieuwsblad, 21 oktober 1897.

[14] Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, inv. nr. 10142. Collectie familie Fens, Eindhoven, 1866-1958, nr. 62 ‘Gewichtsboekje; drogisterij G.J.H. Spoorenberg, Rechtestraat, 1918’.

[15] ‘Stap op en laat je wegen’, Het volk. Dagblad voor de arbeiderspartij, 13 november 1929.

[16] Huistra, ‘Standardizing slimness’, 55.

[17] Zie voor deze ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk: Roberta Bivins en Hilary Marland, ‘Weighting for Health. Management, Measurement and Self-surveillance in the Modern Household’, Social History of Medicine 29, (2016) afl. 4, 757–780; Huistra, ‘Standardizing slimness’, 59-60.

[18] Zie bijvoorbeeld: Peter Cryle and Elizabeth Stephens, Normality. A Critical Genealogy (Chicago 2017).

[19] Bivins en Marland, ‘Weighting for Health’.

Over de auteur

Fenneke Sysling werkt aan de Universiteit Leiden en is gespecialiseerd in koloniale geschiedenis en wetenschapsgeschiedenis. Dit stuk kwam voort uit haar onderzoeksproject naar de meetbaarheid van het lichaam. 

Fenneke Sysling, ‘Lichtgewicht, zwaargewicht: anderhalve eeuw op de weegschaal’, Locus – Tijdschrift voor Cultuurwetenschappen 22 (2019). https://edu.nl/wpegf

© 2019 Open Universiteit | Lees de disclaimer en de privacyverklaring van de OU |Voor het colofon zie Over LOCUS |

Voor contact met de redactie kunt u mailen naar locus@ou.nl