Zuid-Afrika na de apartheid en de ongemakkelijke waarheid voor Nederland
André Paijmans
Publicatiedatum: 15 november 2022
In alle voormalige koloniale grootmachten neemt het besef toe dat het koloniale verleden vooral gewelddadig en misdadig was, ook in Nederland. Koning Willem-Alexander verontschuldigde zich tijdens het staatsbezoek aan Indonesië in 2020 voor het Nederlandse geweld tijdens de onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949) en op 17 februari van dit jaar werden de uitkomsten bekendgemaakt van het onderzoeksprogramma Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950. Nog dezelfde dag bood premier Rutte namens de regering ‘diepe excuses’ aan de Indonesische bevolking aan voor het extreme geweld door Nederlandse militairen tijdens de onafhankelijkheidsoorlog.
Als er in de Nederlandse media wordt gesproken over het koloniale verleden, dan betreft dit veelal Indonesië en Suriname. Daarbij wordt de rol van Nederland in Zuid-Afrika vergeten, terwijl de VOC vanaf de landing van Jan van Riebeeck in 1652 gedurende ruim anderhalve eeuw een niet onaanzienlijk deel van het land koloniseerde en bestuurde. Na de overname van de Nederlandse kolonie in Zuid-Afrika door Engeland (1806) verflauwde de Nederlandse belangstelling voor Zuid-Afrika, om pas weer op te laaien tijdens de Boerenoorlog (1899-1902), toen de Nederlandse bevolking massaal opstond om ‘onze stamverwanten’ in de Transvaal en de Oranje Vrijstaat te steunen in hun strijd tegen het Britse Rijk. Dit ‘positieve’ sentiment zou in belangrijke mate omslaan toen vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw ook in Nederland protestacties werden georganiseerd tegen de apartheid en de onderdrukking van de niet-witte bevolking.
Na de afschaffing van de apartheid werd Zuid-Afrika ontdekt als toeristische trekpleister en leek de interesse van menige Nederlander zich te beperken tot safarivakanties, Kaapse stranden en wijn. Een township tour en een bezoek aan Mandela’s cel op Robbeneiland waren dan soms in het reisschema opgenomen, maar in de post-apartheideuforie leek er in Nederland maar weinig aandacht te bestaan voor de grote maatschappelijke problemen in het land.
Met de protesten tegen de apartheid leek het wel of Nederland als voormalig kolonisator een historische schuld had ingelost en zich daarom niet meer hoefde te bekommeren om Zuid-Afrika. In dit artikel betoog ik dat Nederland als voormalig kolonisator ook na de afschaffing van de apartheid een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor de huidige maatschappelijke ongelijkheid en armoede in Zuid-Afrika, en schets ik hoe daaraan invulling kan worden gegeven.
Het andere Zuid-Afrika
Wie ooit de snelweg van of naar het vliegveld in Kaapstad heeft genomen, kan de gigantische krottenwijken niet zijn ontgaan. Langs de snelweg stoppen is vanwege de grote criminaliteit riskant, zoveel maken de borden met de waarschuwing ‘Do not stop here’ wel duidelijk. Rivaliserende drugsbendes maken de dienst uit in de getto’s, waar de moordcijfers tot de hoogste van de wereld behoren en de politie zich vaak niet durft te vertonen.
De apartheid mag dan formeel zijn afgeschaft, de welvaart is nog steeds bijzonder ongelijk en langs raciale scheidslijnen verdeeld. Dit blijkt onder meer uit het feit dat het gemiddeld inkomen van een zwart huishouden vijf keer lager ligt dan dat van een wit gezin. De extreme ongelijkheid zien we terug in de huisvesting. Voornamelijk witte villawijken steken af bij de vele zwarte getto’s. Ook het bezit van land is bijzonder ongelijk verdeeld. De witte bevolking maakt slechts voor acht procent deel uit van de bevolking, maar bezit 72 procent van de private landbouwgrond. [1]
De huidige ongelijkheid en het geweld in Zuid-Afrika zijn niet alleen het gevolg van de decennia van apartheid, maar ook van het kolonialisme. Eeuwen van achterstelling van de zwarte en gekleurde bevolking en rassensegregatie liggen ten grondslag aan de gigantische problemen in het huidige Zuid-Afrika. Tijdens de koloniale overheersing werd door de witte kolonisten stelselmatig land van de zwarte en gekleurde bevolking ontvreemd. En toen de twee ‘witte stammen’ Brit en Boer in 1902 na drie jaar hun oorlog (Boerenoorlog) beëindigden en besloten samen te werken aan de toekomst van een nieuw Zuid-Afrika, werd de zwarte en gekleurde bevolking vrijwel uitgesloten van die gezamenlijke toekomst.
Voormalig Zuid-Afrikacorrespondent Bram Vermeulen liet begin dit jaar in een aflevering van de VPRO-documentaireserie Frontlinie een welgesteld Nederlandse echtpaar zien, dat bij een Nederlandse ontwikkelaar van een vakantiepark in Hoedspruit in de buurt van het Krugerpark een in aanbouw zijnde villa had gekocht, en zich, terwijl zij de voortgang van de bouw bekeken, hardop afvroeg waar de tweede badkamer zou moeten komen. [2] Niemand leek het te interesseren of was zich ervan bewust dat de villa (en het vakantiepark) werd gebouwd op land waar de zwarte bevolking ooit was verdreven. De oorspronkelijke bewoners waren veertig kilometer verderop in een getto van hutjes langs de spoorbaan neergezet en probeerden inmiddels met een landclaim bij de lokale rechtbank hun land terug te krijgen. Zwarte arbeiders moeten dagelijks een uur forenzen om onder leiding van de Nederlandse ontwikkelaar aan de bouw van het park te werken. Een schrijnender voorbeeld van neokolonialisme is nauwelijks denkbaar
Een oproep uit Zuid-Afrika
Als het aan de Zuid-Afrikaanse schrijver en activist Patric Mellet ligt zou Nederland zich op zijn minst meer bewust mogen zijn van het koloniale verleden, en dan in het bijzonder de armoede en sociaaleconomische achterstelling van een belangrijk deel van de niet-witte bevolking van Zuid-Afrika die hier het gevolg van zijn. [3] In The Lie of 1652 (2020) ontkracht hij de koloniale mythe over de ontstaansgeschiedenis van Zuid-Afrika. [4] Van Riebeeck zou in 1652 een vrijwel leeg land hebben aangetroffen toen hij op Kaap de Goede Hoop voet aan land zette. Op grond van deze zogenaamde terra nullius-doctrine meenden de witte kolonisten exclusieve rechten te hebben op het land en werden niet-witte bevolkingsgroepen als ‘indringers’ weggezet. Deze groepen, vrijwel rechteloos en beroofd van hun land en identiteit, werden door de Nederlanders gereduceerd tot werkkrachten die de economie van de Kaapkolonie en later van de Boerenrepublieken draaiende moesten houden. In werkelijkheid trof Van Riebeeck Khoi- en San-volkeren aan; een beschaving die zich al eeuwenlang in de Kaap had gevestigd. Ook werd er door de Khoi en San al lang vóór de komst van Van Riebeeck volop handel gedreven met Europese bezoekers. Met deze leugen zijn zowel in Zuid-Afrika als in Nederland hele generaties opgegroeid.
Patric Tariq Mellet. Photo: Lerato Maduna, alumni.
Zoals te verwachten in een gepolariseerd land als Zuid-Afrika, is Mellets boek in de Zuid-Afrikaanse media veelbesproken en bekritiseerd. De kritiek kwam met name van vooraanstaande, witte historici. [5] Mellet werd onder meer verweten dat hij te weinig aan bronnenkritiek zou hebben gedaan; een doodzonde voor historici. Hoe je hier ook over denkt, het laat onverlet dat Mellet in zijn boek overtuigend laat zien dat Van Riebeeck in 1652 geen leeg land aantrof. De verdienste van Mellet is echter niet zozeer dat hij met het weerleggen van de mythe iets nieuws zegt: de mythe had sowieso al afgedaan onder een breed Zuid-Afrikaans publiek met name onder de zwarte en gekleurde bevolking. Belangrijker is zijn constatering dat de grote problemen in het huidige Zuid-Afrika het directe gevolg zijn van honderden jaren Nederlandse en Britse koloniale overheersing, slavernij en institutioneel racisme dat de basis vormde voor het apartheidsregime van de vorige eeuw.
In zijn boek beschrijft Mellet de wordingsgeschiedenis van het gebied rond Kaapstad vanaf de prehistorie. Zo beschrijft hij uitvoerig negentien koloniale oorlogen die tussen 1659 en 1879 door de Nederlanders en later de Britten in de Kaap met de oorspronkelijke bewoners werden gevoerd. [6] Tijdens deze oorlogen werden land en vee gestolen van de Khoi, San en de zwarte bevolking en werden velen van hen tot slaaf gemaakt. Onder de apartheid werden de Khoi en San als oorspronkelijke bewoners ook nog eens van hun identiteit beroofd door ze aan te merken als ‘kleurling’. Op deze manier maakt Mellet duidelijk hoe de huidige sociaaleconomische achterstelling van een groot deel van de niet-witte bevolking in Zuid-Afrika het directe gevolg is van het koloniale verleden. Het impliceert ook dat hij de Zuid-Afrikaanse wordingsgeschiedenis dekoloniseert. Het dekoloniseren ziet Mellet als een belangrijke stap in het bewustwordingsproces dat vooraf moet gaan aan het herstel van rechten die niet-witte Zuid-Afrikanen in de loop der eeuwen zijn ontnomen.
Zijn oproep tot bewustwording en rechtsherstel richt zich echter niet alleen tot zijn landgenoten. Met nadruk wijst hij in dit kader ook naar Nederland en het Verenigd Koninkrijk als voormalige kolonisatoren die volgens hem moeten erkennen dat ook zij een belangrijke verantwoordelijkheid hebben bij het vinden van oplossingen voor de in Zuid-Afrika nog altijd lopende discussies over restitutie van land dat tijdens de koloniale tijd van de oorspronkelijke bewoners is gestolen. [7]
The lie of 1652, book cover.
Bewustwording; de eerste stap
In de Tweede Kamer maakten volksvertegenwoordigers zich nog niet zo lang geleden druk over het lot van witte Zuid-Afrikaanse boeren die in de toekomst mogelijk te maken zouden krijgen met landhervormingen. Zo dienden de Kamerleden Van Helvert (CDA) en Van der Staaij (SGP) in 2019 een motie in waarin zij de minister opriepen in internationale fora te pleiten voor onderzoek naar de aanvallen op witte boeren en het feit dat de Zuid-Afrikaanse regering hen dreigt met landonteigening zonder compensatie. [8] Eerder beweerde Martin Bosma (PVV) in zijn boek Minderheid in eigen land. Hoe progressieve strijd ontaardt in genocide en ANC-apartheid (2015) dat de witte Afrikaner bevolking na de apartheid een minderheid in eigen land was geworden. [9] Ook hij beroept zich op een ‘lege land mythe’ namelijk die van het Zuid-Afrikaanse Hogeveld waar volgens hem de witte Afrikaner bevolking zich nog voor de zwarte bevolking als eerste zou hebben gevestigd. [10] Ook deze mythe is inmiddels doorgeprikt. Uit de eenzijdige belangstelling voor het lot van de witte boeren blijkt dat in ieder geval deze Kamerleden zich nog niet erg bewust zijn van die andere, gedekoloniseerde geschiedschrijving en de leugen van 1652 (of zich er uit electoraal opportunisme tegen afzetten). [11]
Toch beginnen er in Nederland langzamerhand ook andere geluiden door te sijpelen. Het besef begint door te dringen dat we ons meer rekenschap moeten gaan geven van het feit dat onze rol in het verleden een verantwoordelijkheid met zich meebrengt voor de enorme ongelijkheid tussen de witte en niet-witte bevolking en de armoede onder deze laatste groep. Wat kan Nederland doen? Deze vraag werd gesteld tijdens het vorig jaar door het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam georganiseerde symposium ‘De oogkleppen af: historici bekennen kleur’ rond het thema ‘dekoloniseren (een werkwoord)’. [12] Bij dit symposium was journalist en voormalig Zuid-Afrika-correspondent Niels Posthumus als panelgast aanwezig. Posthumus schreef over het Nederlandse koloniale verleden een boek met de veelzeggende titel Alle problemen begonnen met Van Riebeeck. Wat Nederlanders niet weten over hun rol in Zuid-Afrika (2021). [13] De geschiedenis van de Nederlandse aanwezigheid in Zuid-Afrika wisselt hij af met interviews met Zuid-Afrikanen die reflecteren op de huidige situatie in hun land, waarmee hij het verband tussen het koloniale verleden van Zuid-Afrika en het heden inzichtelijk maakt.
Niet alle pogingen tot meer bewustwording zijn echter geslaagd. In 2017 was in het Rijksmuseum de tentoonstelling Goede Hoop. Zuid-Afrika en Nederland vanaf 1600 te zien. De tentoonstelling maakte deel uit van een groot opgezet multimediaproject. In dit kader verscheen een gelijknamig boek en presenteerde historicus Hans Goedkoop een documentaireserie op tv. Voor het onderwijs op middelbare scholen werd hiervan een bewerking gemaakt, getiteld Goede Hoop in de klas. Kunstenaars en wetenschappers uit zowel Nederland als Zuid-Afrika, onder wie emeritus hoogleraar Gloria Wekker, uitten in een open brief in het blad One World aan het bestuur en leden van de Raad van Toezicht van het Rijksmuseum stevige kritiek op de tentoonstelling. [14] Volgens hen zou de tentoonstelling ‘door een wit gekleurde lens de koloniale geschiedenis (…) vertellen’ waarbij het niet-witte perspectief niet of nauwelijks te horen of te zien zou zijn geweest. Door deze eurocentrische kijk op het koloniale verleden was er geen aandacht voor sociale structuren, culturen, talen en religies die bestonden vóór de Nederlandse kolonisatie van Zuid-Afrika, noch voor de wijze waarop deze werden uitgewist. Werk van niet-witte kunstenaars en schrijvers waarin wordt gereflecteerd op het koloniale verleden ontbrak nagenoeg, aldus de briefschrijvers. De makers van de tentoonstelling zouden onvoldoende rekening hebben gehouden met de eenzijdigheid die in historische koloniale archieven en documenten besloten ligt.
Wat die eenzijdigheid betreft is de oproep van hoogleraar archiefwetenschap Charles Jeurgens interessant. Tijdens het symposium van het Zuid-Afrikahuis deed hij een oproep aan conservatoren van archieven om kritisch te kijken naar wat er in het verleden door wie is geschreven, hoe dat materiaal gebruikt is en hoe dat ook anders kan worden gebruikt. Ook moet er volgens hem kritisch gekeken worden naar wat er in datzelfde archiefmateriaal tot zwijgen is gebracht. Op deze manier wordt alsnog een stem gegeven aan de door het koloniale regime monddood gemaakte mensen.
Op de vraag wat Nederlanders zouden kunnen doen met het koloniale verleden in Zuid-Afrika antwoordt Mellet: begin met luisteren naar die stemmen. In het verlengde hiervan pleit hij voor een voor een platform waarop directbetrokkenen, zoals bijvoorbeeld de zwarte bevolking van Hoedspruit, kunnen aangeven wat Nederland in hun ogen zou moeten doen.
De landing van Jan van Riebeeck door Charles Bell.
Van denken naar doen
De vraag blijft wat we als Nederlandse overheid en burgers zouden moeten doen nadat we geluisterd hebben en ons meer bewust zijn geworden van hoe ons koloniale verleden doorwerkt in de Zuid-Afrikaanse samenleving. Excuses en een spijtbetuiging van de regering lijken op zijn plaats.
Ook zouden we ons in ieder geval verre moeten houden van het kopen van huizen gebouwd op grond waar landclaims op liggen, ook al betekent dit tijdelijk verlies van inkomen voor zwarte arbeiders. In plaats van door private partijen geëxploiteerde (toeristen)projecten pleit Mellet voor zogenaamde community-based projecten die ten dienste staan van een brede maatschappelijke vooruitgang. [15] Een van deze projecten is het mede door Mellet geïnitieerde Camissa Museum, dat zichzelf afficheert als een ‘centre for restorative memory’. Hiermee wordt beoogd culturele identiteiten die door de apartheid werden afgenomen te herstellen, waardoor mensen hun ontnomen geschiedenis terugkrijgen. [16] Het project wordt financieel mede mogelijk gemaakt door het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. Op deze manier ondersteunt Nederland het proces van restauratieve geschiedschrijving in Zuid-Afrika. Het is tevens een goed voorbeeld van hoe Nederland invulling kan geven aan zijn verantwoordelijkheid voor het verleden.
Wat volgens Mellet niet valt uit te sluiten is dat groepen of individuen bij de Nederlandse rechter een schadevergoeding tegen de staat zullen indienen als tegemoetkoming voor de onrechtmatige onteigening van hun eigendommen van hun voorouders door de voormalige koloniale overheersers. [17] De eisers zullen dan vermoedelijk worden geconfronteerd met een landsadvocaat die namens de Nederlandse staat formele verweren zal aanvoeren, zoals verjaring en het ontbreken van voldoende causaal verband. Een dergelijk verweer is verre van kansloos in de rechtszaal. Posthumus citeert in Alle problemen begonnen met Van Riebeeck de progressieve Afrikaner theoloog André Bartlett, die spreekt van de complexiteit van medeplichtigheid. [18] Apartheid kent vele daders en oorzaken die onderling met elkaar verbonden zijn, aldus Bartlett. De schuldvraag moet worden gezocht in een web van factoren, die eeuwenlang op elkaar in hebben gewerkt. Dit ontslaat geen van de betrokken partijen echter van de verplichting zicht bewust te worden van zijn medeplichtigheid en die verder te onderzoeken. Zolang dit proces niet is afgerond, zal het juridiseren van de problematiek zeer waarschijnlijk niet veel bijdragen aan de totstandkoming van een meer rechtvaardige Zuid-Afrikaanse samenleving. Belangrijker is het besef dat, zoals Posthumus schrijft, wie medeplichtig is aan een probleem, mee moet denken over mogelijke oplossingen.
De auteur is Angelie Sens, directeur van het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam, Caroline Drieënhuizen, universitair docent cultuurgeschiedenis aan de Open Universiteit en Marieke Borren, universitair docent filosofie aan de Open Universiteit, zeer erkentelijk voor hun deskundige commentaar bij dit artikel.
Noten
[1] Niels Posthumus, Alle problemen begonnen met Van Riebeeck. Wat Nederlanders niet weten over hun rol in Zuid-Afrika (Amsterdam 2021) 65 en 80. [2] https://www.npostart.nl/frontlinie/27-01-2022/VPWON_1335202. [3]Patric Tariq Mellet (1956) groeide op in District Six in Kaapstad. Onder het apartheidsregime werd hij op eigen verzoek als ‘kleuring’ geregistreerd. Na zijn dienstweigering sloot hij zich aan bij het ANC en vluchtte hij naar Botswana en Zambia. Onder Mandela werd hij directeur Public Relations van het parlement. Sinds 2019 maakt hij deel uit van de adviesraad van de South African Heritage Resources Agency. [4] Patric Tariq Mellet, The Lie of 1652: A Decolonised History of Land (Cape Town 2020). [5] Zie in dit verband bijvoorbeeld het artikel van de Zuid-Afrikaanse historicus Dan Sleigh op de Zuid-Afrikaanse website Netwerk24 onder de titel ‘Lees op eie risiko’: https://www.netwerk24.com/netwerk24/Stemme/Menings/lees-op-eie-risiko-20201030. [6] Mellet, The Lie, 160-216. [7] Ibidem, 310. [8] Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 32 735, nr.261. [9] Martin Bosma, Minderheid in eigen land. Hoe progressieve strijd ontaardt in genocide en ANC-apartheid (2015). [10] Bosma, Minderheid in eigen land, 21 en 69-70. [ 11 Zo waarschuwt bijvoorbeeld Bosma in zijn boek dat Nederlanders straks hetzelfde lot wacht als de Afrikaner bevolking als zij minderheid in eigen land zijn geworden. [12] Het in Amsterdam gevestigde Zuid-Afrikahuis is een cultuur- en kenniscentrum voor Zuid-Afrika in Nederland en Vlaanderen. Het Zuid-Afrikahuis ondersteunt een leerstoel Zuid-Afrikaanse letterkunde, cultuur en geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam alsmede een studiefonds voor Zuid-Afrikaanse studenten. Het huis bevat een bibliotheek, archief, expositieruimte en theaterzaal. [13] Posthumus, Alle problemen begonnen met Van Riebeeck. [14] https://www.oneworld.nl/archief/goede-hoop-misleidt-bijna-honderdduizend-bezoekers/. Van de ondertekenaars uit Zuid-Afrika is een groot deel afkomstig uit de niet-witte bevolkingsgroepen. [15] Mellet, The Lie, 313-315. [16] Onder de apartheid werden diegenen die niet als wit of zwart kwalificeerden veelal als ‘kleurling’ geregistreerd. Door personen met een andere achtergrond (zoals bijvoorbeeld Khoi, San of Aziaten) te registeren onder dit containerbegrip werden zij volgens Mellet beroofd van hun identiteit. [17] Mellet, The Lie, 310. [18] Posthumus, Alle problemen begonnen met Van Riebeeck, 321.
Over de auteur
André Paijmans is jurist en studeerde in april 2020 cum laude af in de master Kunst- en Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. De studie werd afgerond met een scriptie over de netwerken van Johan Visscher en hun rol in de politieke ontwikkelingen in Zuid-Afrika van 1909 tot 1923. De scriptie werd bekroond met de scriptieprijs 2022 van het Zuid-Afrikahuis. Over de relatie tussen Nederland en Zuid-Afrika schreef hij eerder artikelen voor het tijdschrift Spectrum van het Zuid-Afrikahuis.
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivatives 4.0 International License.
© 2022 Open Universiteit | Lees de disclaimer en de privacyverklaring van de OU | Voor het colofon zie Over LOCUS |
Voor contact met de redactie kunt u mailen naar locus@ou.nl