Viva Roma! in Luik. Europese kunstenaars en hun verbeelding van de eeuwige stad
Jos H. Pouls
Publicatiedatum: 13 oktober 2018
… ‘denn an diesen Ort knüpft sich die ganze Geschichte der Welt an, und ich zähle einen zweiten Geburtstag, eine wahre Wiedergeburt, von dem Tage, da ich Rom betrat’.
(J.W. von Goethe, Italienische Reise, genoteerd op 3 december 1786)
Wat kan ‘reizen’ betekenen voor een mens? Als nuchter burger van het huidige tijdsgewricht, waarin (verre) reizen de normaalste zaak van de wereld is geworden, ben je geneigd om te antwoorden: ‘Hangt ervan af, maar meestal niet zo veel’.
Het antwoord van Johann Wolfgang von Goethe, de auteur van de fraaie zin hierboven, zou geheel anders hebben geluid. Voor deze schrijver en Geheimrat uit Weimar leidde zijn verblijf in Italië (1786-1788) tot niets minder dan een persoonlijke metamorfose. Vooral zijn lange bezoek aan Rome beschouwde hij achteraf als hét culturele hoogtepunt van zijn leven. Aangemoedigd door de enthousiaste verhalen van zijn vader en gestimuleerd door een diepe persoonlijke crisis, vertrok Goethe in 1786 plotsklaps en stiekem uit Weimar. Jarenlang had hij naar Italië verlangd, wachten kon niet meer. In Rome ontdekte Goethe niet alleen de ultieme schoonheid van de klassieke kunst, maar maakte er ook warme vriendschappen en tekende er veel. Het belangrijkste was echter dat hij zichzelf daar terugvond. Hij zoog er alles in zich op en kwam in de eeuwige stad naar eigen zeggen – het klinkt bijna te mooi om waar te zijn - tot wijsheid en geluk. Rome was voor hem het oord dat hem verloste van zijn eeuwige haast en innerlijke onrust, maar ook van de benauwde sfeer thuis. Het was kortom de plek waar hij zich totaal gelukkig voelde en het liefst voorgoed was gebleven.*
De Italiaanse reis van Goethe voldoet daarmee helemaal aan de intenties die naderhand werden verbonden aan de zogenaamde Bildunsgsreise. Zijn tocht geldt als het eerste en meteen ook meest geslaagde voorbeeld daarvan: een reis als persoonlijke leerschool, een reis die je tot een waar mens vormt.
Johann Heinrich Wilhelm Tischbein, Goethe in der roemischen Campagna, 1787, olieverf/doek, 164 x 206 cm, Städel Frankfurt
Het graf van Goethe jr. op het protestantse kerkhof van Rome
Rome roept
Was Rome in de middeleeuwen vooral de plek van pausen, pelgrims en heiligen, vanaf de renaissance werd een bezoek aan de stad het afsluitende onderdeel van de opvoeding van veel jongemannen van hoge komaf: Rome als eindpunt van de Grand Tour. Daarbij ging het in eerste instantie vooral om jonge Engelse aristocraten. Voor jonge kunstenaars en architecten werd het met eigen ogen zien van de artistieke hoogtepunten uit de klassieke oudheid en renaissance voortaan onmisbaar geacht voor het ontwikkelen van de ‘juiste’ (i.c. klassieke) smaak. In de verwachting dat die daardoor als het ware deel van hun artistieke habitus zou worden, kopieerden ze maandenlang schilderijen en beelden in de openbare kunstcollecties, villa’s en kerken en bezochten ze er de belangrijke klassieke monumenten.
De voorbeelden die werden nagetekend bleven vaak eeuwenlang dezelfde: de Laocoöngroep, de Belvedère-torso, en de fresco’s (met name de vliegende Mercurius) van ‘de goddelijke Rafael’ in de Villa Farnesina en die van Michelangelo in de Sixtijnse kapel. Gedreven door een romantisch natuurgemoed bezochten velen ook de landelijke omgeving van Rome (Frascati, Villa d’Este, Tivoli, Olevano, Subiaco) om er het gouden licht van het Latijnse landschap, de pittoreske ruïnes en authentieke boeren, herders en maatschappelijke randfiguren te tekenen en schilderen. Vooral de Italiaanse vrouwen vormden een geliefd onderwerp want die werden alom gezien als de mooiste van Europa. Rome-ganger Camille Corot noteerde in 1827 dat ze de mooiste handen, ogen, schouders en achterwerken (!) hadden van allemaal.
De kunstenaars ontmoetten er collega-kunstenaars uit alle Europese landen en ongetwijfeld laafden ze zich met volle teugen aan Wein, Weib und Gesang in de vele herbergen, koffiehuizen en tavernes die de stad telde (o.a. in La Gensula in Trastevere en het nog steeds bestaande Caffê Greco). Gewoonlijk woonden de kunstenaars per nationaliteit in straten bij elkaar; zo bestond er een Engelse, Deense, Franse, Spaanse en Vlaamse gemeenschap in Rome met leden die onderling solidair waren en veel contact hadden.
L. Robert, Boerenvrouw op het Romeinse platteland, 1824, olieverf/doek, 46x37 cm, Musée du Louvre Parijs
Hausse aan Romegangers in de 19de eeuw
Het grootste aantal buitenlandse kunstenaars verbleef in Rome in de 19de eeuw, toen de stad het centrum van het Europese Neoclassicisme was. Na een aantal onrustige jaren - door de Napoleontische oorlogen kende de stad een sterke teruggang van het internationale bezoek - nam het aantal ‘cultuurtoeristen’ vanaf 1815 snel toe, vooral Engelsen. Al in 1818 telde Rome weer een record aantal buitenlanders. Hetzelfde geldt voor het aantal buitenlandse kunstenaars in de stad. Berekend is dat tussen 1818 en 1848 maar liefst 1200 Duitse kunstenaars korter of langer in Rome hebben gewoond. De aantallen uit de andere landen zullen waarschijnlijk ook hoog zijn geweest. De stad was daardoor één grote, internationale smeltkroes op kunstgebied.
Kunstenaars woonden in pensions, herbergen of in een voor hen gereserveerde kamer in het geval het om beursstudenten ging. Franse studenten woonden in de Villa Medici, Duitse deels in de Villa Malta en deels – de vrome Nazareners – in het klooster Sant’Isodoro, Waalse in de Villa Darchis en Vlaamse in het hospitium van San Giuliano dei Fiamminghi.
In de loop van de 19de eeuw bezochten ook steeds meer ‘gewone burgers’ de stad; wederom waren de Engelsen in de meerderheid. Onder het aantal buitenlandse kunstenaars waren er diversen die een graantje meepikten van de snel uitdijende kunstmarkt, want al die cultuurtoeristen wilden graag interessante memorabilia meenemen naar huis. Vooral gevraagd waren gravures en schilderijen van mooie boerinnetjes in fraaie klederdracht, spectaculaire vergezichten en idyllische ruïnes. Vanwege die vraag verdienden arme boeren en boerinnen uit de Campagna in de winter geld bij door voor kunstenaars te poseren. Kunstenaars die langer in Rome bleven, specialiseerden zich vaak in één genre. Een enkeling onder hen bleef er voorgoed wonen en werken en keerde nooit meer terug naar zijn thuisland.
Naast kunstenaars en cultuurliefhebbers trokken in deze jaren ook steeds meer rijke collectioneurs uit onder meer Engeland, Rusland, Polen, Duitsland en Spanje naar Rome om de ateliers van de gevestigde kunstenaars te bezoeken en rechtstreeks werk van hen aan te kopen of te bestellen.
La Boverie, Luik
Viva Roma! in Luik
Over het leven en de artistieke verwerking van het verblijf in Rome door buitenlandse kunstenaars was de afgelopen maanden de boeiende expositie Viva Roma! te zien in museum La Boverie in Luik; het bezoek aan die tentoonstelling vormde de aanleiding voor deze bijdrage. De direct aan de Maas gelegen Boverie is gevestigd in het enige gebouw – een palais - dat resteert van de grote wereldtentoonstelling in Luik in 1905. Het werd het afgelopen decennium opgeknapt en uitgebreid met een grote moderne aanbouw. Via een nieuwe loopbrug over de Maas werd het museum verbonden met het spectaculaire, glazen station van Luik-Guillemins van Santiago Calatrava uit 2009. Het station is een van de architectonische hoogstandjes die in Luik de afgelopen decennia werden gebouwd om de stad een betere uitstraling te geven na de lange sociaaleconomische crisis als gevolg van mijn- en fabriekssluitingen. Twee jaar geleden (2016) werden de Luikse kunstmusea in de Boverie ondergebracht. De instelling werkt sindsdien intensief samen met het Louvre in Parijs, waardoor de komst van topkunst naar de Maasstad is gewaarborgd.
Viva Roma! was een omvangrijke en mooi ingerichte tentoonstelling die vooral schilderijen omvatte van Belgische en Franse kunstenaars die in de 19de eeuw in Rome verbleven. De grote inbreng van het Louvre en andere Franse musea is daar ongetwijfeld debet aan geweest, maar er werden ook stukken geleend van musea uit andere landen, tot in Amerika (Getty Museum) toe. Enigszins vreemd, zeker voor Nederlandse bezoekers, is dat er nauwelijks werk van Nederlandse kunstenaars was te zien, dit ondanks het feit dat landgenoten in vroegere eeuwen ook in groten getale in Rome verbleven. Ook valt het op dat tentoonstelling en catalogus in het Frans en Engels zijn uitgevoerd, en dus niet in het Nederlands. En dat terwijl ons zuidelijke buurland in de meerderheid toch Nederlandstalig is en het museum nadrukkelijk mikt op bezoek van Nederlandse en Vlaamse kunstliefhebbers.
Hoewel het niet allemaal artistieke hoogtepunten betrof, stonden de 170 schilderijen, tekeningen en beelden garant voor uren kijkplezier en vanwege de topografische thema’s was het voor moderne Rome-reizigers vaak een feest van de herkenning. Het oude, monumentale Rome is ondanks alle moderne ingrepen immers nog steeds intact. Negentiende-eeuwse reisgidsen, stadsplattegronden, gravures en andere oude documentatie over Rome als cultureel reisdoel, maakten de expositie nog interessanter omdat ze zorgden voor een stevige cultuurhistorische inbedding van het onderwerp.
Rome uit de gratie
Tegen het einde van de 19de eeuw taande de aantrekkingskracht van Rome onder kunstenaars. Dit viel min of meer samen met de opkomst van de moderne kunst in met name Parijs vanaf 1850. De interesse in de klassieke traditie en academische principes werd minder en Rome raakte rond 1900 uit de gratie, overigens minder voor beeldhouwers (Epple!) dan voor schilders. Ook de kunstopleidingen verlegden geleidelijk hun focus van het klassieke schoonheidsideaal naar de ‘echte wereld’. De moderne kunstenaar creëerde voortaan zelf zijn artistieke normen. Dat proces versnelde na 1900 nog. Rome werd eerst vervangen door Parijs als centrum van de (moderne) kunst en na 1945 door New York.
Nog recenter zoeken jonge kunstenaars als gevolg van de globalisering hun inspiratiebronnen in de wijde wereld ver buiten Europa. Ze bezoeken Afrika en Azië, waar geheel andere kunstnormen heersen dan in Europa. De Prix de Rome, de aanmoedigingsprijs die in diverse landen, waaronder Nederland, al eeuwen wordt uitgereikt aan getalenteerde studenten, kan nu vaak ook ingevuld worden met het bezoeken van andere landen en plaatsen, Rome is niet meer ‘verplicht’.
Vastgesteld kan worden dat de eeuwige stad tegenwoordig gedevalueerd is tot het doel van een korte stedentrip; ‘sightseeing Rome’ is onderdeel geworden van het moderne, haastige massatoerisme. Maar wat zo’n trip oplevert? Alleen voor (aanstaande) kunst- en cultuurhistorici is het nog een ‘must’… steeds opnieuw inspirerend en uitdagend.
Exit Rome
Als laatste maken we nog een kort uitstapje naar Noord-Nederland. Een interessante tegenhanger van Viva Roma! was De Romantiek in het Noorden, een omvangrijke expositie die een half jaar geleden te zien was in het Groninger Museum. Daar hing romantische kunst – voornamelijk landschappen uit de 19de eeuw - uit Duitsland, Nederland, Engeland en de Scandinavische landen. Sommige exposanten in Groningen hadden een gespleten verhouding tot de klassieken en daarmee tot de min of meer verplichte studiereis naar Rome. Bekend is de afwijzende houding van de Duitse schilder Casper David Friedrich (1774 - 1840), het ultieme voorbeeld van de romantische kunstenaar. Niemand minder dan Goethe had voor diens artistieke doorbraak gezorgd, maar dezelfde Goethe wees later de mystieke, dreigende landschappen van Friedrich resoluut af. Beide kunstenaars hadden totaal verschillende opvattingen over aard en wezen van de natuur. Anders dan Goethe had Friedrich niets met het geïdealiseerde Italiaanse landschap en hij weigerde dan ook consequent om de excursie naar Goethe’s favoriete stad te maken. De mens is bij Friedrich niet de hoogste vorm van schoonheid en de intellectuele bekroning van de schepping, zoals bij de klassieken, maar een nietig en hulpeloos wezentje te midden van de sublieme natuur.
Ook de Franse romanticus Eugêne Delacroix (niet te zien in Groningen) weigerde de Italië-reis te maken; hij ging veel liever naar Noord-Afrika om inspiratie op te doen dan zich te laven aan Rafael of de Apollo van Belvedère. De Deense landschapsschilder Christoffer Eckersberg daarentegen ging weer wel naar Rome en liet zich in zijn latere werk in sterke mate beïnvloeden door alles wat hij in Italië had gezien. Ook de Nederlander Abraham Teerlink trok in 1809 naar Rome waar hij tot aan zijn dood in 1857 zou blijven wonen. Hij maakte en verkocht er met veel succes zijn toegankelijke, italianiserende landschappen. Tenslotte was in Groningen werk te zien van de Engelsman J.M. Turner, naast Friedrich de andere grote Europese romanticus. Turner bezocht Rome twee keer om vervolgens naar Engeland terug te keren en daar met zijn getormenteerde, mistige landschappen tot grote roem te komen. ‘Klassieke schoonheid’ zoeken we bij hem echter tevergeefs.
‘Rome’ was kortom voor de Noord-Europese romantici zowel voedster als splijtzwam. De opmars en dominantie van het modernisme van de twintigste eeuw is in veel opzichten het verhaal van een categorie kunst(enaar) die geen band meer (wilde) hebben met het klassieke erfgoed. Exit Rome.
L. Robert, Jong meisje uit Sorrento met een tamboerijn, 1824, olieverf/doek, 89x74 cm, Musée d'Art et d'Histoire Neuchâtel
Literatuurverwijzingen
- W. Bergé en M. Trappeniers, Heimwee naar de Klassieken. De beelden van Mathieu Kessels en zijn tijdgenoten, Uitgeverij Waanders, cat ’s Hertogenbosch 1994.
- A. Blühm e.a., De Romantiek in het Noorden. Van Friedrich tot Turner, WBooks, cat. Groningen 2018.
- J. Dijkstra, 100 jaar Prix de Rome 1884-1984, Amsterdam 1985.
- W. Hofmann, Caspar David Friedrich, Verlag C.H. Beck, München 2005.
- J. W. von Goethe, Italienische Reise, oorspr. uitgave 1816.
- V. Pomarede en J. Margat, Viva Roma! Artists and the trip to Rome, Snoeck uitgevers, Cat. Luik, 2018.
- Zapperi, Roberto, 'Morire a Roma: Goethe e il figlio August', in: Studi Germanici n.s./1, 2012.
Voetnoot
* Voor Goethe moet het erg wrang zijn geweest wat gebeurde met zijn enige in leven gebleven zoon August. Die bezocht op dringend advies van zijn vader Rome in 1830 en overleed aldaar aan overmatig alcoholgebruik. Goethe sr. vernam dat pas twee weken later. August was toen al in Rome op het protestantse kerkhof begraven. Zijn vader zou niet herstellen van deze klap en overleed twee jaar later.
Over de auteur
Jos Pouls is vanaf 1984 als kunsthistoricus verbonden aan de Open Universiteit. Zijn onderzoek richt zich op de christelijke kunst van de twintigste eeuw en - momenteel - op Mathieu Kessels, Belgisch-Nederlandse beeldhouwer in Rome in de periode 1818-1836.
Naar één van de buitenlandse kunstenaars in Rome, de Maastrichtse beeldhouwer Mathieu Kessels (1786-1836), doet Jos Pouls momenteel onderzoek. Kessels had tussen 1817 en 1836 in Rome een belangrijk atelier en is daar ook gestorven. Het onderzoek mondt uit in een monografie in combinatie met een tentoonstelling in het Bonnefanten Museum over Kessels in Maastricht in 2019. Hierover een andere keer meer.
Jos H. Pouls, ‘Viva Roma! in Luik. Europese kunstenaars en hun verbeelding van de eeuwige stad’, Locus – Tijdschrift voor Cultuurwetenschappen 21 (2018). https://edu.nl/gmkfe
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivatives 4.0 International License.
© 2018 Open Universiteit | Lees de disclaimer en de privacyverklaring van de OU | Voor het colofon zie Over LOCUS |
Voor contact met de redactie kunt u mailen naar locus@ou.nl