Uitgestrekt maar betrekkelijk. De netwerken van Raden Mas Noto Soeroto
Anneke Radstake
Publicatiedatum: 4 juni 2019
Het leven van de Javaanse prins Raden Mas Noto Soeroto (1888-1951) speelt zich af binnen de ‘imperial space’, een ruimte, die in de literatuur door wetenschappers als Frederick Cooper en Ann Laura Stoler beschreven wordt als een dynamische ruimte waarin moederland en kolonie elkaar beïnvloeden en daardoor niet los van elkaar bestudeerd kunnen worden. [1] Noto Soeroto, die in 1906 naar Nederland komt om in Leiden rechten te gaan studeren, maakt naam als dichter en schrijver. Hij zet zich in om Nederlanders meer bekend te maken met Java en houdt de Javanen voor wat er nodig is om Java economisch sterker en weerbaarder te maken, om uiteindelijk in een verre toekomst tot een vorm van zelfbestuur te kunnen komen. Om deze idealen te kunnen verwezenlijken maakt Noto Soeroto enerzijds gebruik van reeds bestaande Nederlandse netwerken die Nederland en zijn koloniën verbinden, maar anderzijds blijkt Noto Soeroto, als Javaan, in staat te zijn veel nieuwe netwerken tot stand te brengen die zich zelfs tot in de extra-imperiale ruimte uitstrekken. De vraag die al dit netwerken oproept, is niet alleen hoe deze verbindingen tot stand kwamen, maar ook wat het Noto Soeroto uiteindelijk heeft opgeleverd.
Netwerken in de imperiale ruimte
Steeds meer historici hebben de aansporing van Cooper en Stoler, om kolonie en metropool in één analytisch raamwerk te plaatsen, serieus genomen. [2] Dit heeft geleid tot studies naar imperiale netwerken, die het mogelijk maken om netwerken, zoals die van Noto Soeroto, te duiden en naar waarde te schatten. In Colonial connections schrijft Zoë Laidlaw dat het onderzoeken van netwerken voor historici wel enige beperkingen kent, omdat netwerken uit het verleden lastig te traceren zijn en meestal slechts gedeeltelijk onthuld kunnen worden. [3] Maar de grootste betekenis van netwerken ligt voor historici vooral in de manier waarop zij als mechanisme bewust worden ingezet. [4]
Individuele personen, maar ook groepen mensen behoren vaak tot meer dan één netwerk. [5] Deze overlappende netwerken kunnen elkaar versterken, maar even goed kunnen er tegenstrijdige belangen in het spel zijn en ondermijnen zij elkaars sterkte of werkzaamheid. [6] De aard van de banden tussen de leden van netwerken is in geen geval uniform. Groepen van bekenden en kennissen vormen zwakke verbindingen, terwijl banden van vriendschap en verplichtingen juist tot sterke verbindingen leiden. En hoe sterker de band des te meer kans men heeft een netwerk in zijn voordeel te manipuleren. [7]
Binnen een koloniaal rijk identificeert Laidlaw een aantal categorieën netwerken, zoals de netwerken van veteranen, alumni en families, die onafhankelijk van het koloniale rijk zijn ontstaan en waarbij - ook al is er jaren geen contact - de mogelijkheid om een gunst of informatie te vragen, blijft bestaan. Netwerken die verbonden zijn met het imperialisme zelf en gebaseerd zijn op het doorgeven van informatie, zowel wetenschappelijk als politiek, vereisen meer onderhoud door middel van regelmatig briefverkeer en ontmoetingen. [8] Die brieven vormen zelf - net als kranten en publicaties - formele en informele communicatieve netwerken. Zij bieden kanalen die mensen met elkaar en met instanties verbinden, waardoor instructies, verzoeken en kennis worden uitgewisseld die informatie bevatten over eerdere successen en missers, politieke denkbeelden en persoonlijke gevoeligheden. Deze teksten bieden de mogelijkheid het historisch begrip aan te scherpen, doordat zij inzicht geven in de relaties en beweegredenen die aan gebeurtenissen en beslissingen ten grondslag liggen. [9] Zo kunnen ook levensbeschrijvingen van mensen die in de trans-imperiale ruimte wonen en reizen, inzicht bieden in de dynamiek van netwerken van kennis, macht, productie, emotie en cultuur - netwerken die de verschillende plaatsen van een koloniaal rijk met elkaar, met zijn metropool en de extra-imperiale ruimte daarbuiten verbinden. [10] Maar wanneer koloniale netwerken gezien worden als constructies met een koloniaal belang, is het eenvoudig om te vergeten dat koloniale onderdanen zelf nieuwe netwerken creëren, die op gelijke wijze de imperiale ruimte overspannen. Sommige van deze netwerken hebben een assimilerend en andere een antikoloniaal effect. [11]
Noto Soeroto, 1927, foto Th. Metz. Leiden University Libraries KITLV 40812
Noto Soeroto ca. 1936. Leiden University Libraries KITLV 34452
Student Noto Soeroto
De basis van Raden Mas Noto Soeroto’s netwerken ligt op Java. Hij wordt in 1888 geboren in Pakoealaman, een van de vier vorstenlanden op midden Java. Noto Soeroto’s vader is geen regerend vorst geweest, maar was wel de opvoeder en regent van zijn neef, de latere Pakoe Alam VII. Noto Soeroto volgt Europees onderwijs, gaat bij een Europese familie in de kost en in de vakanties wordt hij thuis onderwezen in de wajangverhalen en de hofkronieken en hoort hij zijn vader spreken over de noodzakelijke ontwikkeling van de Javanen. [12]
Op achttienjarige leeftijd vertrekt Noto Soeroto naar Nederland. De brieven die Noto Soeroto van zijn vader ontvangt vormen niet alleen een informatief communicatienetwerk, maar hebben ook invloed op zijn sociale netwerken. Naast vaderlijke vermaningen bevatten ze de namen van personen die vanuit koloniaal Indonesië terugkeren naar Nederland en daar Noto Soeroto en zijn broers zullen opzoeken. Bovendien krijgt Noto Soeroto instructies om bij instanties en mensen langs te gaan en heeft zijn vader commentaar op wat Noto Soeroto in kranten blijkt te schrijven en met wie hij omgaat. Soms heeft dat vergaande gevolgen: wanneer in 1913 Raden Mas Ario Soerjo Soeparto (1885-1944) naar Nederland gaat en Noto Soeroto van zijn vader het verzoek krijgt hem wat op weg te helpen, ontstaat tussen hen beiden een vriendschap, die Noto Soeroto’s leven een geheel andere wending zal geven. [13]
In 1908 richten de in Nederland studerende Indonesische studenten de Indische Vereeniging (IV) op. Zij worden daarbij gesteund door mr. J.H. Abendanon (1852-1925), die eerder op Java heeft gewerkt en zich in Nederland over hen ontfermt. [14] Een aantal van de studenten is betrokken bij het tijdschrift Bandera Wolanda, zo ook Noto Soeroto van wie eerder al ingezonden stukjes in Nederlandse dagbladen zijn gepubliceerd. De onderwerpen waarover Noto Soeroto schrijft zijn divers, maar altijd legt hij een link met de noodzaak de Javanen te ontwikkelen. In 1910 wordt hij lid van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlands-Indië (KITLV) en verschijnt er van hem een artikel in de Bijdragen van dat instituut. [15]
Kennelijk zijn Noto Soeroto’s netwerken uitgebreider dan die van zijn medestudenten, want wanneer hij vanaf 1911 enige jaren voorzitter van de IV is, wordt er naar ‘de vele connecties van den voorzitter’ verwezen.[16] De vereniging heeft Nederlandse donateurs en een aantal van hen blijkt lid te zijn van meerdere organisaties die zich bezighouden met koloniaal Indonesië of de ontwikkeling van de bevolking, zoals het KITLV, het Algemeen Nederlandsch Verbond (ANV), de vereniging Oost en West, het Indisch Genootschap of de vereniging Onze Vloot. Dit opvallend vaak voorkomen van dezelfde namen op verschillende ledenlijsten, zal op Noto Soeroto’s netwerken van invloed zijn geweest.
Bij het vijfjarig jubileum van de IV houdt Noto Soeroto een lezing over de eendracht van Indonesië en Nederland, en wordt hem gevraagd deze lezing voor de vereniging Onze Vloot te herhalen. Dit is zijn eerste voordracht buiten de IV. Er zullen veel lezingen, maar ook optredens volgen, want op de jubileumavond hebben de studenten via Abendanon een gamelan te leen gekregen en vanaf die tijd zullen zij regelmatig feestavonden met dansvoorstellingen en gamelanmuziek opluisteren. Daaronder zijn Indische kunstavonden die door het tijdschrift Nederlandsch-Indië Oud en Nieuw, waarvan Noto Soeroto mederedacteur is, worden georganiseerd, vaak in samenwerking met plaatselijke afdelingen van de vereniging Oost en West. Regelmatig spreekt Noto Soeroto bij deze optredens over de Javaanse danskunst of literatuur en worden er gedichten van hem voorgedragen. [17]
Groepsfoto ter afsluiting van een Indische Kunstavond bij de Odd-Fellows in Nederland 1919. Noto Soeroto zittend 3de v.l. Leiden University Libraries KITLV 34456
Dichter en ondernemer
Een boekje met gedichten van de Bengaalse dichter-filosoof Rabindranath Tagore, dat Noto Soeroto van zijn vriend Soeparto krijgt, vormt de aanleiding tot zijn dichterschap. Noto Soeroto’s Nederlandstalige gedichten met hun oosterse vorm en inhoud zijn op zichzelf een vorm van imperiale ruimte. Via zijn broer worden de eerste gedichten gepubliceerd, maar Noto Soeroto realiseert zich dat het in contact staan met iemand als Frederik van Eeden, die werk van Tagore vertaalt en met wie Soeparto al langer contact heeft, van belang kan zijn. [18] Nieuwe activiteiten vragen nieuwe netwerken, maar initiëren ook nieuwe en zelfs extra-imperiale netwerken, doordat de gedichten niet alleen in andere tijdschriften verschijnen dan zijn artikelen, maar ook in diverse talen vertaald worden. Noto Soeroto wordt bovendien voorgedragen als lid van letterkundige genootschappen, die weliswaar als genootschappen geen relatie met koloniaal Indonesië hebben, maar wel leden bevatten die deze relatie wel hebben en tevens bekenden zijn van Noto Soeroto. [19]
Noto Soeroto is nog steeds student, maar zijn vriend Soeparto, met wie hij meer dan alleen de liefde voor de Javaanse cultuur deelt, keert in 1915 terug naar Java, waar hij in Solo prins Prangwedono VII en later prins Mangkoe Negoro VII wordt. Vanuit Nederland regelt Noto Soeroto allerlei zaken voor de prins, maar vraagt hem ook regelmatig om financiële steun.
In de daaropvolgende periode verandert er meer voor Noto Soeroto. In 1917 overlijdt zijn vader en het jaar daarop trouwt hij met de Nederlandse Jo Meijer (1897-1988). Na de oorlog, wanneer de verbindingen met de archipel zijn hersteld, keren veel Indonesische studenten van het eerste uur, waaronder Noto Soeroto’s broers, naar koloniaal Indonesië terug. Onder de Nederlandse donateurs van de IV vermindert bovendien het animo om bijeenkomsten van de vereniging bij te wonen en ook Indische kunstavonden worden niet meer georganiseerd. In 1920 stopt Noto Soeroto definitief met zijn studie, maar zijn netwerken binnen de universitaire wereld komen hem nog wel goed van pas wanneer hij samen met zijn vriend Louis Petit een boekhandel en uitgeverij begint. Hij schrijft in deze tijd iets minder, maar geeft wel lezingen tijdens Indische weken aan Nederlandse universiteiten en in 1923 houdt hij in het kader van een lezingenreeks over Nederland een voordracht over de Javaanse danskunst aan de Sorbonne in Parijs. [20]
In 1923 start Noto Soeroto een eigen tijdschrift, Oedaya, met als doel de wederzijdse waardering en het wederzijds begrijpen tussen Nederlanders en Indonesiërs te bevorderen. Hiermee ontstaat een nieuw netwerk, maar dit blijkt niet verenigbaar met het netwerk van de Indische Vereeniging, die inmiddels Indonesische Vereeniging is gaan heten. Met de Indonesische studenten, die na de Eerste Wereldoorlog naar Nederland zijn gekomen, is de vereniging steeds meer een politieke beweging geworden die pleit voor een onafhankelijk Indonesië. Noto Soeroto, ooit een centrale figuur binnen de vereniging, was al naar de zijlijn verdwenen, maar wordt nu uit de vereniging geroyeerd. [21]
Voor Noto Soeroto’s netwerken zal dit niet veel hebben uitgemaakt. In deze tijd lijken zijn contacten en vriendschappen met kunstenaars van de Haagsche Kunstkring belangrijker, onder andere omdat zij connecties hebben met organisaties als de Nederlandsch-Duitsche Vereeniging, een soort gezelligheidsvereniging voor de hogere standen, waar ook koningin Emma en prins Hendrik regelmatig aanwezig zijn. Via dit netwerk komt Noto Soeroto in Berlijn, waar hij bij de opening van een tentoonstelling over Javaanse kunst een rede houdt, die ongeveer gelijk is aan die in Parijs. Bovendien vormen de Haagse kunstenaars met hun bijdragen aan Oedaya een constante factor in het tijdschrift, dat daarnaast een grote diversiteit aan artikelen en advertenties kent. [22]
Een aantal rubrieken verschijnt in het Maleis en enkele artikelen zijn tweetalig, maar de meeste bijdragen worden in het Nederlands geschreven door Nederlandse, Indonesische en Surinaamse medewerkers. De inhoud van Noto Soeroto’s eigen artikelen is in de loop van tijd veranderd van opvoeding en ontwikkeling, via kunstnijverheid naar Javaanse danskunst en literatuur, met daarnaast nu ook artikelen met een meer politieke inhoud als reactie op de uitlatingen van studenten uit de Indonesische Vereeniging. Opvallend is zijn enorme belezenheid die blijkt uit de vele verwijzingen en citaten uit zowel oosterse als westerse literatuur; en wanneer over een Volkenbond gesproken wordt, blijkt hij ook dit in zijn artikelen te verwerken. Om zijn netwerken te onderhouden stuurt Noto Soeroto Oedaya, net als soms zijn gepubliceerde redevoeringen, bij gelegenheid aan verschillende mensen in Nederland en koloniaal Indonesië toe. [23]
Samenwerking
Niet alleen als student, ook als ondernemer beweegt Noto Soeroto zich binnen een circuit van organisaties. Hij wordt erevoorzitter van het Nederlands-Indonesisch Verbond (NIV), dat als doel heeft mensen alvast met elkaar in contact te brengen voor ze in de Nederlandse kolonie aan het werk gaan. De verenigingen die zich aansluiten, variëren van de Indische Club, het corps der Koninklijke Militaire Academie te Breda tot een bond van zendelingen. De jaarlijks georganiseerde kunstavonden zijn met de aanwezigheid van ministers, regenten, kolonels, gezanten en leden van het Koninklijk Huis vooral een eliteaangelegenheid, maar met het constant veranderende ledenbestand van de verenigingen, wordt het Verbond nooit een stabiel netwerk. [24]
Via de Sorbonne-lezing komt Noto Soeroto te spreken op het Internationaal Antropologen Congres en via de secretaris van de Kamer van Koophandel voor Duitsland geeft hij in verschillende Duitse steden lezingen over de toestand in koloniaal Indonesië. Binnen ditzelfde netwerk geven leden van het NIV dansvoorstellingen, die door Noto Soeroto van een toelichting worden voorzien, en volgt een tweede lezing in Frankfurt. Via reeds lang bestaande connecties met het ANV wordt de lezing zoals Noto Soeroto die in Duitsland heeft gegeven, op verschillende plaatsen in België herhaald. Op voorstel van de Nederlandse minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen maakt Noto Soeroto deel uit van de delegatie die naar verschillende internationale congressen van Volkskunst wordt afgevaardigd. Bij het congres in Praag is de Nederlandse gezant aanwezig, die een oude vriend uit Den Haag blijkt te zijn. In dezelfde tijd geeft Noto Soeroto een nieuwe dichtbundel uit, levert bijdragen aan binnen- en buitenlandse boeken en tijdschriften, bezoekt congressen en geeft lezingen voor zeer diverse organisaties. [25]
Noto Soeroto, voorstander van een zelfstandig maar niet onafhankelijk Indonesië, schrijft nu regelmatig over de ‘Rijkseenheidsgedachte’. Hij doelt hiermee op een samengaan van Nederland en een zelfstandig Indonesië, waarbij beide, naast elkaar, onder het gezag van de Nederlandse kroon staan. Maar voor hij de Indonesische bevolking kan overtuigen van de noodzaak tot samenwerking, wil hij zich in Nederland gesteund voelen. Door vooraanstaande personen uit politiek en bedrijfsleven wordt een aanbevelingscomité gevormd, waarna Noto Soeroto en de Timorees C. Frans met hun oproep tot samenwerken het land intrekken en meer dan 25 steden bezoeken. [26]
Samen met zijn vriend W.C. Lemei werkt Noto Soeroto zijn ideeën over een ‘aristo-democratisch stelsel’, als toekomstige bestuursvorm voor Indonesië, verder uit. Hoe belangrijk het hebben van de juiste contacten is, blijkt wel wanneer Noto Soeroto, als enige van de Indonesische studentengemeenschap in Nederland, de gelegenheid krijgt in Londen Mahatma Gandhi te ontmoeten en hem om zijn oordeel over dit stelsel kan vragen. [27]
Voor Noto Soeroto valt er nu in Nederland niet veel meer te doen. Hij wil terug naar Java. Zijn uitgeverij en boekhandel zijn nooit een succes geworden en zijn tijdschrift eindigt als orgaan van het NIV. Vrienden vormen een comité dat geld bijeenbrengt voor zijn overtocht, en er zijn veel vooraanstaande persoonlijkheden, waaronder koningin Emma en prins Hendrik, die een bijdrage leveren. Het comité weet bovendien te melden dat er in koloniaal Indonesië steeds meer steun is voor Noto Soeroto’s ideeën. [28]
Zijn afscheid uit Nederland krijgt veel aandacht in de pers, haalt het bioscoopjournaal en zijn afscheidsspeech verschijnt op grammofoon. Maar Noto Soeroto zal als hij terugkeert naar Java geconfronteerd worden met het feit dat zijn denkbeelden hem vooruit zijn gegaan: na aankomst op Java krijgt hij te horen dat er, hoewel de ouderen nog op zijn hand zijn, de laatste maand onder jongeren op Java een verzetsbeweging tegen hem is ontstaan, waardoor een mogelijke baan bij de Indonesische ambtenarenbond er niet inzit. [29]
Java
Op Java wordt Noto Soeroto opgevangen door enkele familieleden en vrienden uit Nederland. Aan het hof van zijn neef, prins Pakoe Alam VII, wordt hij beleefd ontvangen, maar hij heeft geen academische graad, geen geld en zijn vriendschap met prins Mangkoe Negoro wordt als ongepast beschouwd. [30] Werk vinden blijkt niet eenvoudig, maar uiteindelijk krijgt hij, waarschijnlijk door tussenkomst van beide prinsen, een baan als verzekeringsagent. Vanuit netwerkperspectief is dit de ideale baan om bekendheid te krijgen op Java, en oud-schoolgenoten onder de regentenfamilies blijken waardevolle contacten als het gaat om logeerplekken en uitbreiding van zijn netwerken. [31] Maar zijn politieke ambities stranden, de zetel in de Volksraad, die hij voor ogen heeft, zit er uiteindelijk niet in en ook zijn baan bij de verzekeringsmaatschappij wordt geen succes. Regelmatig is hij aan het hof van prins Mangkoe Negoro, waar hij zijn vriend helpt met allerlei culturele activiteiten. Zijn Nederlandse netwerken zet hij nog een aantal malen in om aandacht te vragen voor het werk van de prins en hem voor te dragen als adjudant van de koningin in buitengewone dienst. [32] Wanneer prins Mangkoe Negoro ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Juliana Nederland bezoekt, zijn er vrienden van Noto Soeroto die verschillende bezoeken en uitstapjes organiseren. Noto Soeroto, die als particulier secretaris van de prins meereist, is bij deze gelegenheid in staat zijn gezin, dat hij nooit naar Java heeft kunnen laten overkomen, te bezoeken. [33]
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt Noto Soeroto vanwege zijn pro-Nederlandse sympathieën door de Japanners vastgezet. Prins Mangkoe Negoro overlijdt in die tijd. Na de oorlog begint Noto Soeroto een uitgeverij en geeft een tijdschrift uit om in zijn levensonderhoud te voorzien, maar ook dit wordt geen succes. Dankzij connecties met een redacteur worden artikelen van hem opgenomen in dagbladen, zodat hij nog iets verdient. [34]
Met Noto Soeroto’s overlijden in 1951 wordt het niet helemaal stil rond zijn persoon. Als dichter wordt hij in bloemlezingen genoemd en zijn gedichten worden, in ieder geval in Nederland, nog lang voorgedragen. Netwerken die zich eerder in de extra-imperiale ruimte hebben gevormd, blijven met Duitse herdrukken van zijn dichtbundels, ook na de dekolonisatie bestaan. [35] Maar wat Noto Soeroto waarschijnlijk niet geweten heeft, is dat de eerste Indonesische president, Soekarno, met een citaat uit Noto Soeroto’s dichtbundel Wayang-liederen de Indonesische nationale luchvaartmaatschappij de naam Garuda heeft gegeven. [36]
Epiloog
Ten aanzien van zijn netwerken is Noto Soeroto zelf altijd enigszins ambivalent geweest. Enerzijds lijkt hij de reikwijdte van netwerken te onderschatten als hij zich verbaast over het feit dat iedereen hem schijnt te kennen, anderzijds onderkent hij het belang van het hebben van connecties en streeft hij zeer bewust naar een uitbreiding van zijn netwerken. Desondanks moet hij ervaren dat het hebben van veel netwerken geen garantie biedt voor maatschappelijk succes. Met betrekking tot iemand als Noto Soeroto, bij wie verdraagzaamheid en samenwerking altijd hoog in het vaandel hebben gestaan, is het wel zeer ironisch, wanneer door David Lambert en Alan Lester geschreven wordt, dat het succes van iemands carrière afhangt van hoe goed zijn netwerken zijn. [37] Als er iets niet opgaat voor het leven van Noto Soeroto, is dit het wel.
Voetnoten
[1] Frederick Cooper en Ann Laura Stoler, ‘Between metropole and colony. Rethinking a research agenda’ in: Frederick Cooper en Ann Laura Stoler ed., Tensions of Empire. Colonial cultures in a bourgeois world (Berkeley 1997) 1- 56, aldaar 3-4.
[2] Zoë Laidlaw, Colonial connections, 1815-1845. Patronage, the information revolution and colonial government (Manchester en New York 2005) 3.
[3] Ibidem, 4.
[4] Ibidem, 13.
[5] Ibidem, 15.
[6] Ibidem, 35.
[7] Ibidem, 14-15.
[8] Ibidem, 16.
[9] David Lambert en Alan Lester, ‘Introduction. Imperial spaces, imperial subjects’ in: David Lambert en Alan Lester, Colonial lives across the British Empire: imperial careering in the long nineteenth century (Cambridge 2006) 1-31, aldaar 28.
[10] Ibidem, 23-24.
[11] Alan Lester, ‘Imperial circuits and networks: Geographies of the British empire’, History Compass 4 (2006) afl.1, 124-141, aldaar 134.
[12] Particulier archief Noto Soeroto (ANS), Den Haag. Kopie brief Noto Soeroto aan Frederik van Eeden, 3 december 1914.
[13] ANS, Den Haag. Brieven Noto Dirodjo aan Noto Soeroto, 9 februari 1907, 28 juni 1908, 12 juni 1909 en 4 juni 1913.
[14] René B. Karels, ‘”Het heerlijke product een er kruising van Javaansche en Nederlandsche cultuur” Kartini als inspiratiebron voor de Indische Vereeniging’, Indische Letteren 19 (2004) 177- 191, aldaar 177-178.
[15] Raden Mas Noto Soeroto, ‘Over de oorsprong van het woord gĕdog in de Wayang’, Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië (1911) 132-134.
[16] ‘Jaarverslag 1912-1913’, Indische Vereeniging Voordrachten en mededeelingen V (’s-Gravenhage 1913) 44-50, aldaar 45.
[17] René B. Karels, Mijn aardse leven vol moeite en strijd: Raden Mas Noto Soeroto, Javaan, dichter, politicus, 1888-1951 (Proefschrift Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 2008) 57. https://www.imexbo.nl/mediapool/74/744902/data/Noto_soeroto_van_Rene_B_Karels_proefschrift_2008.pdf
[18] Karels, Mijn aardse leven, 130 en 135; ANS, Den Haag. Kopie brief Noto Soeroto aan Soeparto. 26 november 1914.
[19] ANS, Den Haag. Kopie brief Noto Soeroto aan Soeparto, 20 juli 1917; ‘Kunst en letteren’, De Tijd, 13 juni 1917; ‘Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde’, Algemeen Handelsblad, 13 juni 1917.
[20] Karels, Mijn aardse leven, 64-66 en 71; Harry A. Poeze, In het land van de overheerser. I: Indonesiërs in Nederland 1600-1950 (Dordrecht en Cinnaminson 1986) 171-172.
[21] Oedaya. Geïllustreerd maandblad voor Indonesië 18 (1924) 161; Karels, Mijn aardse leven, 72.
[22] Karels, Mijn aardse leven, 77, 104 en 115.
[23] Oedaya 60 (1928).
[24] ‘Oproep van “Het Nederlandsch-Indonesisch Verbond van Jongeren-Organisaties”’, Oedaya 42 (1926) 217; ‘Gala-soiree Nederlandsch Indonesisch Verbond’, Haagsche courant, 27 februari 1928.
[25] ‘Int. Anthropologisch Congres’, De Maasbode, 21 september 1927; Dr. Th. Metz, ‘Java in Duitschland’, Oedaya 57 (1928) 24-25; Karels, Mijn aardse leven, 86-87.
[26] ‘Een comité van aanbeveling voor het Nederlandsch-Indonesisch Verbond’, Oedaya 83 (1930) 54; Oedaya 84 (1930) 70.
[27] ‘Noto Soeroto bij Gandhi’, Haagsche courant, 30 november 1931; Klaas Stutje, The rising tide of colour. Indonesische studenten en de ontdekking van hun wereldgemeenschap, 101 (Masterscriptie Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 2010). http://dare.uva.nl/document/179059
[28] Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) in Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, Archief Elisabeth Carolina van Dorp, inv.nr. 1041. Schrijven van Het comité, oktober 1931 en ‘Comité ter financiering van Noto Soeroto’s arbeid’, december 1931.
[29] ANS, Den Haag. ‘Afschrift uit mijn dagboek-aanteekeningen’, 5 en 7 april 1932.
[30] Madelon Djajadiningrat-Niewenhuis, ‘Noto Soeroto: His ideas and the late colonial intellectual climate’, Indonesia 55 (1993) 41-72, aldaar 65.
[31] ANS, Den Haag. ‘Afschrift uit mijn dagboek-aanteekeningen’, 10 augustus 1932.
[32] ANS, Den Haag. ‘Afschrift uit mijn dagboek-aanteekeningen’, 6 december 1933; ANS, Den Haag. Brief van Noto Soeroto aan Sixma baron van Heemstra.
[33] Djajadiningrat-Niewenhuis, ‘Noto Soeroto’, 66.
[34] Karels, Mijn aardse leven, 222 en 226-227.
[35] ANS, Den Haag. Krantenknipsel met betrekking tot de Meisenheimer-vriendenkring, 14 augustus 1951; Noto Soeroto, Flüstern des Abendwinds (Leipzig 1978).
[36] Karels, Mijn aardse leven, 164.
[37] Lambert en Lester, ‘Introduction’, 29.
Over de auteur
Anneke Radstake-Kleinveld MA studeerde Kunst- en cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. In 2018 rondde zij haar studie af met een scriptie over de sociaal intellectuele netwerken van de Javaanse prins Raden Mas Noto Soeroto (1888-1951).
Anneke Radstake, ‘Uitgestrekt maar betrekkelijk. De netwerken van Raden Mas Noto Soeroto’, Locus – Tijdschrift voor Cultuurwetenschappen 22 (2019). https://edu.nl/vmtb9
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivatives 4.0 International License.
© 2019 Open Universiteit | Lees de disclaimer en de privacyverklaring van de OU | Voor het colofon zie Over LOCUS | Voor contact met de redactie kunt u mailen naar locus@ou.nl