(On)handigheid
Anne-Sophie De Mey
Publicatiedatum: 18 februari 2021
Hoewel ik graag kook, vervelen kookprogramma’s me snel. Vrijwel alle kookprogramma’s presenteren koken als een reeks soepel verlopende handelingen. [1] Laat een ervaren kok dan nooit een ui op de grond vallen? Dat kan ik moeilijk geloven. Onhandigheden worden in de montage van dergelijke programma’s simpelweg geknipt. Hoewel: populaire kookprogramma’s maken soms de onhandigheden van hun koks als bloopers toegankelijk, bijvoorbeeld op sociale media of via de website van het programma. [2] Het afzonderen van de ‘mislukkingen’ uit de normale kookpraktijk maakt van onhandigheid echter iets uitzonderlijks (dat net daarom lachwekkend kan zijn). Juist als ik zou kunnen zien hoe ervaren koks in hun dagelijkse praktijk handig omgaan met de onvoorspelbare werkelijkheid, zou ik gefascineerd aan het scherm gekluisterd zijn.
Maar wat is handigheid (of het gebrek daaraan) precies? ‘Vloeiendheid’ in relatie tot de wereld vormt het kloppend hart van het taoïsme, een klassiek-Chinese filosofie die zich zowel in theoretische als in praktische zin op elk aspect van het menselijk leven betrekt. Volgens filosofe Patricia De Martelaere (1957-2009) beschouwt het taoïsme het vermogen ‘zich af te stemmen’ op de veranderlijke toestanden van de omringende werkelijkheid als hoogste vorm van inzicht. [3] Een taoïst interpreteert inzicht niet als een intellectueel begrip van (een aspect van) de werkelijkheid, maar als het vermogen uiterlijke toestanden innerlijk te doorgronden. [4] Het menselijk lichaam speelt daarin voor taoïsten een sleutelrol. [5] Hoewel de taoïstische werkelijkheidsvisie voor een westers denkkader heel wat interpretatieproblemen oplevert, vertonen de ideeën van bepaalde westerse filosofen (onbedoelde) raakvlakken met deze Chinese filosofie. [6]
Zo stelt Maurice Merleau-Ponty (1908-1961) in zijn onderzoek naar de structuur van de geleefde ervaringswereld dat waarnemen ‘het ervaren van een wijze van existeren en het afstemmen van mijn lichaam daarop’ inhoudt. [7] Om op de wereld gericht te kunnen zijn, moet ik dus allereerst opgaan in mijn lichaam, zodat ik opensta voor de manier hoe mijn lichaam zich afstemt op het waargenomene. [8] Dit doet denken aan een verhaal over een taoïstische kok die dieren uitbeent door hen ‘geestelijk’ te doorgronden: hierdoor kan de kok hun ‘natuurlijke structuur’ volgen. Dit leidt tot een schijnbaar moeiteloze, vloeiende handeling. [9] Opgaan in mijn lichaam staat me toe een ‘gedachteloze spontaniteit’ te vertonen in mijn omgang met het waargenomene. [10]
Dit spontane handelen krijgt zijn vloeiende vorm door wat de sterk door Merleau-Ponty beïnvloede neuroloog Oliver Sacks (1933-2015) een ‘kinetische melodie’ noemt. Een kinetische melodie zorgt ervoor dat het lichaam elk onderdeel van een beweging in ‘verband met het geheel’ begrijpt. [11] Net zoals bij het beluisteren van muziek die je al kent, zijn zowel alle vorige als volgende momenten van een beweging aanwezig in het huidige handelen, dat hieraan zijn betekenis ontleent. [12] Wie midden in een handeling wordt gehinderd, ‘valt’ uit zijn kinetische melodie. Dan is het moeilijk om vanuit ‘een som van deelbewegingen’ opnieuw ‘in het geheel’ te komen dat het vervolg van de handeling als vanzelf tot stand brengt. [13]
'Tv-kok Julia Child', 2021, penseelstift op papier, Anne-Sophie De Mey.
Deze kinetische melodie is bovendien slechts van toepassing op vertrouwde bewegingen. Zonder vertrouwdheid met mijn motorische mogelijkheden (die door ouderdom, een ongeluk of ziekte kunnen veranderen), met mijn fysieke omgeving en met het object waarop ik me richt, is mijn omgang ermee onhandig. Volgens Merleau-Ponty ‘meet’ ik het specifieke van een nieuw object aan de hand van mijn lichaam: na enkele of vele keren zoekend proberen, ‘installeer’ ik mijn kinetische melodie in het object. [14] Een ervaren kok handelt in eerste instantie geremd met nieuwe messen of een omzwachtelde duim. Zodra ze de nieuwe situatie aandachtig heeft waargenomen, kan ze deze echter in haar kinetische melodie inpassen. Zo geldt de precieze lichamelijke uitvoering van een handeling bij een volgende betrokkenheid op hetzelfde of op een gelijkaardig object als een ‘verworven wereld’ die zich op elk moment ‘voedt’ met mijn huidige waarneming. [15]
Als ik minder aandachtig ben door vermoeidheid, zorgen of ziekte neem ik de ‘verworven wereld’ slechts moeizaam in een ‘nieuwe beweging’ op. [16] Dit wil zeggen dat ik, in een staat van vermoeidheid, handelingen waarmee ik vertrouwd ben wel ‘automatisch’ kan uitvoeren, op voorwaarde dat er zich geen veranderingen voordoen in de betrokken voorwerpen. [17] Om van handigheid te kunnen spreken, moet ik mij daarentegen voortdurend bewust zijn van de wrijving dat een specifiek object in het gebruik zal aangaan met mijn eigen lichaam en dat van de omringende wereld. Veranderingen in mijn lichaam of in één van de betrokken voorwerpen vraagt een aangepaste handeling. De kok die zijn nieuwe mes op dezelfde wijze hanteert als het oude, zal wellicht zichzelf bezeren. Als ik handig te werk ga, anticipeer ik in mijn handeling op mogelijkheden die uit de existentiewijze van het voorwerp voortvloeien, zodat deze ‘een zekere actualiteit [verkrijgen] zonder [hun] positie als mogelijkheid te verliezen’. [18]
Dit alles vindt plaats zonder erover na te denken: nadenken over de uitvoering van handelingen ontdoet die handelingen van hun vloeiendheid. Ik ‘doorvoel’ het overdachte niet langer innerlijk, maar plaats het als het ware buiten mij. Dit gebeurt ook wanneer ik mijzelf ‘[d]oor de blik van de ander beleef (…) als verstard midden in de wereld’, zo stelt filosoof Jean-Paul Sartre (1905-1980). [19] Wanneer ik mij bewust ben van de mogelijkheid dat iemand mij observeert, doorbreekt dit bewustzijn mijn gedachteloze spontaniteit. Ik beleef mijn lichaam niet langer ‘simpelweg (…) enkel en alleen [als] het beleefde’, maar ervaar het tegelijk als een innerlijke en uiterlijke ‘toestand’, waarbij het besef van ‘uiterlijkheid’ de mogelijkheid aantast om in het beleefde lichaam te verzinken. [20]
Tv-koks wennen vast wel aan het feit dat men hun handelingen observeert, zodat ze deze handelingen niet voortdurend als iets uiterlijks beleven. Maar kunnen ze dit ook wanneer het hun persoonlijkheid betreft? Voor een taoïstische wijze is dit cruciaal: om vloeiend op de natuurlijke structuur van het waargenomene te kunnen ingaan, moet de kok afzien van elke identificatie met eigenschappen die aan haar worden toegeschreven. [21] In een tijd waarin tv-koks als tv-persoonlijkheden bekend staan, bevindt zich hier wellicht de grootste uitdaging. Een kok die per se handig wil overkomen omdat zij zichzelf met haar handigheid identificeert, ergert zich wellicht enorm wanneer ze saus laat schiften. Ware handigheid zou er vanuit taoïstisch perspectief uit bestaan ook onhandigheid niet af te wijzen, maar het kalm als iets natuurlijks te zien – zonder zich dan maar met onhandigheid te gaan identificeren. [22]
Noten
[1] Een uitzondering is The French Chef (1963-1973) met Julia Child: één van de eerste (Amerikaanse) kookprogramma’s op televisie. De ononderbroken opname zorgde ervoor dat Child af en toe moest omgaan met onverwachte omstandigheden. Zie: Keri Matwick en Kelsi Matwick, ‘Bloopers and Backstage Talk on TV Cooking Shows’, Text & Talk 40.1 (2020) 49-74, aldaar 54-57. [2] Ibidem. [3] Patricia De Martelaere, Taoïsme. De weg om niet te volgen (15e druk; Amsterdam 2016) 90-93. [4] Ibidem, 138. [5] Ibidem, 12-13. [6] Marcus Lee, ‘Wu-Wei, Merleau-Ponty, and Being Aware of What We Do’, Philosophy East and West 70.1 (2020) 116-135. Andere westerse filosofen die vaak met taoïsten worden vergeleken zijn Martin Heidegger en Friedrich Nietzsche. Het gaat hier echter steevast om heel specifieke raakpunten, nooit om een gelijkaardig denkkader. [7] Maurice Merleau-Ponty, Fenomenologie van de waarneming (Amsterdam 2017) 312. [8] Ibidem, 317. [9] De Martelaere, Taoïsme, 92-93. [10] Oliver Sacks, ‘De maat houden. Ritme en beweging’ in: Musicofilia. Verhalen over muziek en het brein (5e druk; Amsterdam 2008) 219-231, aldaar 220. [11] Oliver Sacks, ‘In het moment. Muziek en geheugenverlies’ in: ibidem, 179-201, aldaar 200. [12] Merleau-Ponty, Fenomenologie van de waarneming, 205; Sacks, ‘In het moment’, 200. [13] Merleau-Ponty, Fenomenologie van de waarneming, 168. [14] Ibidem, 211. [15] Ibidem, 195. [16] Ibidem. Sacks bespreekt bijvoorbeeld het ‘kinetisch gestotter’ dat de ziekte van Parkinson met zich meebrengt. Zie: Oliver Sacks, ‘Kinetische melodie. De ziekte van Parkinson en muziektherapie’ in: Musicofilia, 232-240. [17] David Bissell, ‘Virtual Infrastructures of Habit: The Changing Intensities of Habit Through Gracefulness, Restlessness and Clumsiness’, cultural geographies 22.1 (2015) 127-146, aldaar 139-140; Lee, ‘Wu-Wei’, 121-125. [18] Merleau-Ponty, Fenomenologie van de waarneming, 173. [19] Jean-Paul Sartre, Het zijn en het niet. Proeve van een fenomenologische ontologie (Rotterdam 2003) 364; oorspronkelijke cursivering weggelaten. [20] Ibidem, 457. [21] De Martelaere, Taoïsme, 95-96. [22] In bepaalde hedendaagse kookprogramma’s worden bloopers namelijk op commando uitgevoerd om de persoonlijkheid van de kok op een bepaalde manier te presenteren. Zie: Matwick en Matwick, ‘Bloopers’, 64 en 70.
Over de auteur
Anne-Sophie De Mey studeert Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Zowel in haar filosofische interesses als in haar tekeningen focust ze op het verband tussen zelfperceptie en de waarneming van de omringende wereld.
Anne-Sophie De Mey, ‘(On)handigheid’, Locus – Tijdschrift voor Cultuurwetenschappen 24 (2021). https://edu.nl/f7fyv
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivatives 4.0 International License.
© 2021 Open Universiteit | Lees de disclaimer en de privacyverklaring van de OU | Voor het colofon zie Over LOCUS |
Voor contact met de redactie kunt u mailen naar locus@ou.nl