Heidegger, bureaucratie en de Cito-toets
Wilma de Groot
Publicatiedatum: 17 november 2021
Wie de ontwikkelingen binnen het onderwijsveld een beetje volgt weet dat de schoolkeuzetoets voor leerlingen van groep 8 van de basisschool – in de volksmond bekend als ‘de Cito-toets’ [1] – de geesten verdeelt. In dit artikel bekijk ik wat de techniekfilosofie van Martin Heidegger te zeggen heeft over één van de veelbesproken hete hangijzers: de groeiende bureaucratie die het testen met zich meebrengt. Hoewel de stap van de regelgeving in het onderwijs naar het denken van Heidegger groot lijkt, kan de Duitse filosoof belangrijke inzichten bieden, binnen de beperkingen van zijn techniekfilosofie.
De Cito-toets als bureaucratisch instrument
De Cito-toets is in de jaren zestig ontwikkeld met als doel om alle kinderen een eerlijke kans te geven op zo hoog mogelijk onderwijs. [2] Een objectieve test zou het soms gekleurde oordeel van de onderwijzers van de basisschool – waarin kinderen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status te laag ingeschat werden – kunnen corrigeren. Het doel van de toets, ieder kind een gelijke uitgangspositie geven, bleek onomstreden. De Cito-toets als middel daarentegen leverde controverse op. De test zou een momentopname zijn en een te eenzijdig beeld schetsen van de capaciteiten van de leerling. Daarnaast zorgde het toetsen voor een toename van de bureaucratie binnen het onderwijs. Om de voortgang van de leerling te bewaken en zo een optimale kwaliteit van onderwijs te kunnen bieden, is de Cito-toets onderdeel geworden van een leerlingvolgsysteem met testen gedurende de hele basisschoolperiode, inclusief alle bijbehorende regelgeving. [3] Toenemende bureaucratie om op zich onomstreden doelen te realiseren – kwaliteitsbeheersing of efficiency – is een herkenbaar probleem. Niet alleen binnen het onderwijs, maar ook binnen de zorgsector of de sociale dienstverlening wordt de vraag gesteld of door de inzet van sturings- en verantwoordingsinstrumenten de menselijke maat niet verloren gaat.
De keuze voor techniekfilosofie om over de problematiek van de bureaucratie in het onderwijs na te denken ligt misschien niet voor de hand. Bij techniek wordt meestal gedacht aan ‘tastbare’ apparaten en machines. Het blijkt echter dat het bestuderen van de betekenissen van het instrument Cito-toets waardevolle inzichten oplevert in de bredere maatschappelijke problematiek rondom bureaucratisering.
De technologische mens heeft een calculerende houding
De vraag naar de techniek (1954) is één van de meest invloedrijke teksten binnen de techniekfilosofie. [4] In deze tekst denkt Heidegger na over wat techniek in wezen is en welk effect het heeft op de menselijke conditie. Zijn eerste antwoord op de vraag wat techniek eigenlijk is, is zo vanzelfsprekend dat de meeste mensen hier doorgaans niet bij stilstaan: techniek is een middel, gemaakt door de mens, waarmee zij haar doelen wil realiseren. [5] Deze opvatting blijkt ook uit de discussie over de Cito-toets. Of de toets nu al dan niet als waardevol bestempeld wordt, iedereen gaat er – zonder het overigens expliciet te benoemen, omdat het zo vanzelfsprekend lijkt – van uit dat het hier om een instrument gaat, waar we iets aan willen hebben.
Volgens Heidegger is de opvatting van techniek als middel om doelen te realiseren weliswaar juist, maar zegt deze definitie toch tegelijkertijd niets over de ware aard van de verhouding tussen mens en techniek. Heidegger benadrukt dat het wezen van de techniek ‘niets technisch, niets machine-achtigs’ is. [6] Het gaat niet over systemen, apparaten, machines, maar over de manier waarop de mens zichzelf en de wereld verstaat. In het tijdperk van de moderne techniek staat een puur instrumentele verhouding tot de wereld centraal, waarin alles geïnterpreteerd wordt als ten dienste staand aan de behoeften van de mens. [7] Denk bijvoorbeeld aan de manier waarop we een bos ervaren. We hebben misschien een mening over het onderhoud van het bos, discussiëren over de vraag of er al dan niet teveel bomen gekapt worden, kijken naar de bewegwijzering van de wandeling waar we mee bezig zijn, hopen dat we eindelijk eens een hertje zien, of die zeldzame vogel kunnen spotten, en ergeren ons aan het geluid van de dichtbijgelegen snelweg. Kortom: we beleven het bos in termen van de eigen wensen. Het bos is er voor ontspanning, sport, of natuurbeleving. Hierbij speelt ook de gedachte dat het bos maakbaar is. Er wordt van uitgegaan dat Staatsbosbeheer of Natuurmomenten het bos zo kan inrichten dat het ons het beste past, wat voor ideëel ‘mooie’ overwegingen over natuurbehoud hier ook aan ten grondslag mogen liggen.
Heidegger gebruikt hiervoor de term bestellen: de mens bestelt de wereld om ‘terstond ter plekke ter beschikking te staan’. [8] Nu we beschikking hebben over internet kan iedereen inderdaad zo ongeveer alles waar behoefte aan is, vanuit alle hoeken van de wereld, vrijwel onmiddellijk thuisbezorgd krijgen. Voor Heidegger gaat de invloed van de techniek nog aanzienlijk verder: het tast het wezen van het menszijn aan. Voor de moderne mens dreigt het gevaar dat zij alleen nog maar op een bestellende, calculerende manier kan leven, zonder zelfs maar te beseffen dat hiermee zowel de wereld als zijzelf veel armer zijn geworden. [9]
We bestellen ook het onderwijs om ‘terstond ter plekke ter beschikking te staan’
Heidegger beschrijft de manier waarop de mens met behulp van instrumenten de wereld wil beheersen, zodat alles waar behoefte aan is hier en nu klaar staat. Dit heeft niet alleen betrekking op materiële zaken. Zo worden gezondheid, veiligheid, rechtvaardigheid en geluk als toestanden gezien die op afroep beschikbaar moeten zijn. Ook het onderwijs wordt als een groot goed beschouwd dat iedereen ter beschikking dient te staan. Het wordt dusdanig belangrijk gevonden dat het eigen kind – en politiek-maatschappelijk gezien ieder kind – met een zo hoog mogelijke opleiding een optimale start geboden wordt in het leven, dat niets aan het toeval overgelaten mag worden. Het ‘terstond ter plekke ter beschikking staan’ van de juiste educatie betekent dat de kwaliteit van het onderwijs overal – van Appingedam tot Maastricht – en altijd – ongeacht wie er voor de klas staat of wat de sociaal-economische achtergronden van de leerlingen zijn – precies dezelfde dient te zijn.
In de praktijk blijkt echter dat het niet lukt om alle factoren te beheersen die van invloed zijn op het onderwijs. Zo is ondanks alle inspanningen het doel van de Cito-toets – zorgen voor kansengelijkheid voor ieder kind – niet bereikt. Sterker nog, de verschillen in schoolkeuze tussen kinderen van lager- en hogeropgeleide ouders worden groter. [10] Dit komt onder meer omdat hogeropgeleide ouders beter in staat zijn het onderwijssysteem naar hun hand te zetten. Zij zijn bijvoorbeeld meer geneigd om met de school in gesprek te gaan over een hoger schooladvies of om hun kinderen bijles te laten geven in het maken van de toets, waardoor ze een grotere kans hebben op een hoge score. Dergelijke ‘fouten in het systeem’ vragen om bijstelling. [11] Er is al jarenlang een discussie gaande over het tijdstip in het jaar waarop de toets wordt afgenomen, de vraag of de uitslag van de Cito-toets of het advies van de basisschool zwaarder moet wegen bij het bepalen van het type vervolgonderwijs en over de kwaliteitsnormen waar dit schooladvies aan moet voldoen.
Heidegger stelt in een lezing in Bremen uit 1955: ‘Die Kette des Bestellens läuft auf nichts hinaus; sie geht vielmehr nur in ihren Kreisgang hinein.’ [12] Ook bij de Cito-toets is het mogelijk om een cirkelgang te herkennen. De toets heeft zoals we zagen als doel benadeling van kinderen van laagopgeleide ouders te voorkomen. Het voortgezet onderwijs dient vervolgens te zorgen voor een zo hoog mogelijke opleiding. Een hoge opleiding betekent doorgaans meer mogelijkheden om de eigen kinderen betere kansen te geven, wat hierna met het oog op de kansengelijkheid weer rechtgetrokken moet worden via de Cito-toets, ondertussen onderdeel van een leerlingvolgsysteem met testen tijdens de hele basisschoolperiode. En zo is de cirkel rond. Het mechanisme dat bedoeld is om het schoolkeuzeproces te beheersen lijkt een eigen leven te leiden.
Preoccupatie met het instrument Cito-toets verhult controledrift
Heidegger laat zien waarom het niet lukt om grip te krijgen op de bureaucratie. Doordat de aandacht gericht is op de werking van de instrumenten die gebruikt worden, blijft de beheersingsdrang – het diepere probleem – verborgen. [13] Ook het debat over de Cito-toets gaat over de werking van het instrument. Het gesprek gaat over de effecten van de toets, voorstellen tot aanpassing, meningen om de test meer of minder invloed te geven, of alternatieven te ontwikkelen. Bezien vanuit het werk van Heidegger is de toets slechts een uiting van het wezen van de techniek; een middel waarin de controledrift van de technologische mens vorm krijgt. Dat de toets gezien wordt als ofwel de oplossing, ofwel de oorzaak van de ervaren problemen, wijst erop dat het wezen van wat er gebeurt versluierd wordt. Niet de Cito-toets, maar de behoefte om het onderwijs te controleren ligt aan de basis van het probleem. Heidegger leert dat de preoccupatie met instrumenten als de Cito-toets blind maakt voor wat er werkelijk gaande is: ‘Zolang we de techniek als instrument voorstellen, blijven we hangen in de wil haar te beteugelen. We jagen langs het wezen van de techniek heen.’ [14] Het woord ‘jagen’ in dit citaat is veelzeggend. Er wordt met een toenemend gevoel van urgentie naar nieuwe instrumenten gezocht, die vaak averechts blijken te werken. Zelfs maatregelen die bedoeld zijn om de invloed van beleidsinstrumenten te verminderen, kunnen het probleem juist erger maken. Dit bleek toen in 2015 de Cito-toets een kleinere rol in het schoolkeuzeproces kreeg toebedeeld, ten gunste van het meer ‘menselijke’ advies van de basisschool met betrekking tot de beste vervolgopleiding voor de leerling. [15] De bureaucratie bleek echter onverminderd door te groeien, terwijl het doel van kansengelijkheid juist verder uit het zicht verdween. [16]
Hoewel het idee dat techniek ons helpt om de wereld onder controle houden breed gedragen wordt, stelt Heidegger dat het omgekeerde het geval is: de techniek vordert ons op. [17] Zoals de Amerikaanse filosoof en heideggeriaan Hubert Dreyfus het formuleert: ‘the drive to control everything is precisely what we do not control.’ [18]
Een vrije verhouding tot de techniek
Hoe is deze controledrift te stoppen? Maatregelen om de invloed van bureaucratische instrumenten te beperken, blijken juist voor verdere verstrikking in het wezen van de techniek te zorgen. Het beheersen van de wereld staat hierbij immers nog steeds centraal. Volgens Heidegger is ieder mens – geboren in het tijdperk van de moderne techniek – onvermijdelijk geneigd om op een calculerende, beheersende wijze in het leven te staan. [19] We worden geboren op een bepaalde plaats, binnen een specifieke cultuur, die niet alleen bepaalt hoe we denken, of wat we doen, maar wie we zijn. Het is in de ogen van Heidegger niet mogelijk om te ontsnappen aan de invloed van techniek, maar we kunnen er wel voor kiezen om hier bewust mee om te gaan. [20] Heidegger spreekt over een vrije verhouding tot de techniek. [21] Dit is te bereiken door juist niet actief in te grijpen en ook niet door techniek angstvallig te vermijden, maar door stil te staan bij de invloed van techniek. Dan zouden we misschien kunnen beseffen dat techniek ons in ons wezen begrenst. Volgens Heidegger werkt de techniek beperkend, omdat het de blik van de mens uitsluitend richt op sturing en controle. [22] Hij pleit voor gelatenheid; niet langer de wereld naar de hand te willen zetten, maar de dingen te laten zijn zoals ze zijn. Niet alles in termen van nut beschouwen. Het geheimzinnige koesteren. Heidegger meent dat vooral kunst kan helpen om op een rijkere manier in het leven te staan door kwaliteiten in de wereld en in onszelf tevoorschijn te laten komen waar de calculerende blik blind voor is. [23]
Heideggers techniekfilosofie werkt verlammend
Zolang het gaat over de materiële kant van het leven, is er zeker iets te zeggen voor de gelatenheid waar Heidegger voor pleit. Bij politiek-ethische vraagstukken ligt dit anders. De Cito-toets is een voorbeeld van een instrument dat wordt ingezet om de maatschappij rechtvaardiger te maken. Volgens Heidegger zorgt beheersingsdrang er echter onvermijdelijk voor dat pogingen om de wereld beter te maken uiteindelijk contraproductief werken. Dit verlamt het denken. Wie Heideggers denktrant volgt, komt tot de conclusie dat iedere maatregel om te zorgen voor eerlijke kansen voor kinderen alleen maar verdere verstrikking in het calculerende wezen van de techniek oplevert.
De invloedrijke hedendaagse techniekfilosoof Don Ihde schrijft deze problematische kant van Heideggers filosofie toe aan zijn neiging om in zwart-wittermen te denken. [24] Heidegger zet wel heel scherpe contrasten tussen de moderne techniek – die hij in essentie als calculerend en exploiterend beschouwt – en het werk van de ambachtsman (met name in de Griekse oudheid), dat gericht zou zijn op het hoeden van de inherente kwaliteiten van de wereld. Ihde toont aan dat de werkelijkheid genuanceerder is: de moderne techniek is – net als het ambachtelijke werk – niet zo eenvoudig onder één noemer te brengen. Moderne techniek kan het beheersende en calculerende karakter hebben dat Heidegger beschrijft, maar dit is niet onvermijdelijk het geval. Naar mijn mening is het dan ook mogelijk om instrumenten en beleid te ontwikkelen, die helpen de centrale rollen in het onderwijs terug te geven aan leerling en leerkracht. Dit onder voorwaarde dat Heideggers waarschuwing voor de beheersingszucht die in techniek besloten kan liggen ter harte wordt genomen.
Conclusie
Sinds de introductie in jaren zestig staat de Cito-toets ter discussie. De intenties van de makers van de toets – zorgen voor kansengelijkheid in het onderwijs – worden door veel mensen onderschreven. Er is echter veel kritiek op de bureaucratie die met het testen gepaard gaat. Heideggers techniekfilosofie helpt te verklaren hoe het komt dat pogingen om de bureaucratie te verminderen een averechts effect kunnen sorteren. Zo levert Heideggers denken het inzicht op dat de preoccupatie met de Cito-toets als instrument ervoor zorgt dat het echte probleem – de wil om het onderwijs te beheersen om altijd en overal dezelfde resultaten op te kunnen leveren – buiten het zicht wordt geplaatst. Wie nadenkt over wat er aan deze problematiek gedaan kan worden komt de beperking van Heideggers techniekfilosofie tegen. De Duitse filosoof heeft een wel erg pessimistische kijk op de moderne techniek, waardoor constructieve oplossingen onmogelijk lijken. Het is lastig om te bedenken hoe we gelatenheid kunnen toepassen in een vraagstuk dat de meeste mensen zo na aan het hart ligt als de juiste educatie voor ieder kind. Toch valt er van Heideggers idee over de vrije verhouding tot de techniek zeker het een en ander te leren. Zo is het raadzaam om het probleem van de bureaucratie niet meteen op te willen lossen met weer een nieuwe maatregel – waarbij het schrappen van een instrument of een beleidsregel ook moet worden opgevat als een maatregel – maar eerst afstand te nemen. Dit geeft de mogelijkheid om te reflecteren op de relatie tussen de beheersingsdrang en de wezenlijke waarden in het onderwijs. Door minder te focussen op bestaande of nieuwe beleidsinstrumenten die garanties kunnen bieden voor de keuze van het juiste vervolgonderwijs, ontstaat ruimte om stil te staan bij de betekenis van het moment van schoolkeuze voor het kind. Wanneer de impuls om te regelen plaats kan maken voor bezinning kunnen er naar mijn mening inzichten ontstaan die – zowel binnen het onderwijs als binnen andere sectoren – kunnen helpen uit de cirkelgang van het controlemechanisme te ontsnappen.
Noten
[1] De toets heet vanaf 2015 officieel de Centrale Eindtoets. Omdat het mij hier niet gaat om het analyseren van de daadwerkelijke toets, maar om de discussie rondom het verschijnsel van de toets, gebruik ik de naam die ook in de volksmond gebruikt wordt: de Cito-toets. [2] Egbert Jan Riethof, ‘Toets der toetsen. Een halve eeuw Cito, hoe staat het ervoor?’, cito.nl, 9 januari 2019, https://www.cito.nl/-/media/files/over-cito/cito-de-persgroep-toets-der-toetsen.pdf?la=nl-NL, laatst geraadpleegd op 4 september 2020. [3] ‘Toetsen in het basisonderwijs’, onderwijsinspectie.nl, https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/toetsen-in-po, laatst geraadpleegd 4 september 2020. [4] Martin Heidegger, De vraag naar de techniek, vert. Mark Wildschut (Nijmegen 2014). [5] Ibidem, 7-9. [6] Ibidem, 25. [7] Ibidem. [8] Ibidem, 18. [9] Ibidem, 29. [10] ‘Kansen vergroten bij de overgang po-vo’, onderwijsinspectie.nl, https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/overgang/kansen-vergroten-bij-de-overgang-po-vo, laatst geraadpleegd 22 oktober 2020. [11] Zie onder meer: ‘Leraren moeten van alle kinderen verwachten dat ze beter kunnen presteren op de Cito’, trouw.nl, 5 april 2019, https://www.trouw.nl/opinie/leraren-moeten-van-alle-kinderen-verwachten-dat-ze-beter-kunnen-presteren-op-de-cito~b27a4570/, laatst geraadpleegd op 22 oktober 2020; ‘Toekomstige wijzigingen in de wet- en regelgeving’, onderwijsinspectie.nl, https://www.vanponaarvo.nl/actueel/, laatst geraadpleegd op 23 oktober 2020; Johan Veenstra, ‘Maak het schooladvies en de cito gelijkwaardig’, volkskrant.nl, 28 april 2016, https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/maak-het-schooladvies-en-de-cito-gelijkwaardig~b5d71536/, laatst geraadpleegd op 22 oktober 2020. [12] Martin Heidegger, ‘Einblick in das was ist. Bremer Vortäge 1949’ in: Martin Heidegger, Gesamtausgabe. III Abteilung. Unveröffentlichte Abhandlungen. Band 79. Bremer und Freiburger Vorträge (Frankfurt 2005) 5-80, aldaar, 29. [13] Heidegger, De vraag naar de techniek, 34. [14] Ibidem. [15] Riethof, ‘Toets der toetsen’. [16] Zie bijvoorbeeld ‘Over Cito. Schooladvies: Cito levert een stukje van de puzzel’, cito.nl. https://www.cito.nl/onderwijs/primair-onderwijs/schooladvies-cito-levert-stukje-puzzel, laatst geraadpleegd op 20 oktober 2020; ‘Van PO naar VO’, onderwijsinspectie.nl. https://www.vanponaarvo.nl/, laatst geraadpleegd 23 oktober 2020.; ‘Kansen vergroten bij de overgang po-vo’. [17] Gerard Visser, Heideggers vraag naar de techniek. Een commentaar (Nijmegen 2014) 124. [18] Hubert L. Dreyfus, ‘Heidegger on the Connection Between Nihilism, Technology, Art, and Politics’, in: Mark A. Wrathall, ed., Background Practices: Essays on the Understanding of Being (Oxford 2017) 173-197, aldaar 190. [19] Heidegger, De vraag naar de techniek, 25. [20] Ibidem. [21] Ibidem, 7, 27. [22] Ibidem, 17. [23] Ibidem, 35. [24] Don Ihde, Heidegger’s Technologies: Postphenomenological perspectives (New York 2010) 74-86.
Over de auteur
Wilma de Groot is adviseur communicatie en veranderingsprocessen voor het samenwerkingsverband van de gemeenten Ermelo, Harderwijk en Zeewolde. Hiernaast volgt zij de masteropleiding Kunst- en Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit.
Wilma de Groot, ‘Heidegger, bureaucratie en de Cito-toets’, Locus – Tijdschrift voor Cultuurwetenschappen 23 (2020). https://edu.nl/rbcae
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivatives 4.0 International License.
© 2021 Open Universiteit | Lees de disclaimer en de privacyverklaring van de OU | Voor het colofon zie Over LOCUS |
Voor contact met de redactie kunt u mailen naar locus@ou.nl