Erfgenaam van een lege hemel. De literair-kritische nalatenschap van Kees Fens (1929-2008) [1]
Jan Schinkelshoek
Publicatiedatum: 30 oktober 2025
Een paar dagen na zijn dood op 14 juni 2008 was op de Nederlandse televisie een film over ‘literatuurpaus’ Kees Fens te zien. De titel was veelzeggend: Erfgenaam van een lege hemel. [2] De gezaghebbende literatuurcriticus, bekend, zelfs bewonderd om zijn recensies, essays en cultuurkritische artikelen in de Volkskrant, kwam zelf uitvoerig aan het woord en maakte, tegen het einde van zijn leven, een mistroostige slotbalans op: hij had zijn tijd overleefd. ‘De hemel is (..) in scherven naar beneden gekomen’.
Het overlijden van Kees Fens is een scharnierpunt in de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Hij is, zonder al te veel overdrijving, de laatste van een generatie. Zijn dood markeert het einde van wat het tijdperk van de ‘reuzen’ is genoemd, de periode waarin gezaghebbende critici literaire carrières konden maken en breken - en ook daadwerkelijk maakten en braken. [3] Talloos zijn de verhalen van auteurs, niet alleen aankomende, die met vrees en beven de wekelijkse boekenbijlage tegemoet zagen. [4] Die macht is tegen het einde van de twintigste eeuw gebroken. Sinds de opkomst van sociale media kan iedereen zijn eigen recensent zijn. Wat het bijna exclusieve domein van kranten als NRC en de Volkskrant was, is overgenomen door platforms als BookTok en Hebban. Op zo’n gefragmenteerd, zelfs gedemocratiseerd speelveld is geen plaats meer voor literaire dirigenten van het slag van Fens.
Is Kees Fens inderdaad een afgesloten hoofdstuk? Wat resteert bijna twintig jaar na zijn dood van zijn literair-kritische erfenis? Leeft hij nog op enigerlei manier voort? Of is ook hij een ‘monument dat door bijna niemand meer wordt bezocht’, zoals Fens ooit over zijn negentiende-eeuwse ‘voorganger’ Conrad Busken Huet (1820-1886) schreef? [5] Tipje van de sluier: Fens heeft monumentale trekken behouden, maar het blijkt een ander monument.

Kees Fens (1929-2008), 14 januari 2004. Fotograaf: Michiel Hendryckx. Wikimedia Commons.
Waarderingsgeschiedenis: aanpak
Dit essay analyseert de waardering van Kees Fens (1929-2008), een van de laatste Nederlandse ‘literatuurpausen’, met name na zijn dood. Om de postume waardering voor zijn literaire nalatenschap in kaart te brengen, is gebruik gemaakt van een gemengde methode: kwantitatief en kwalitatief. Met behulp van LexisNexis en Google Scholar is nagegaan hoe vaak hij vanaf 2008 is geciteerd in publieke media. Via steekproeven in digitale archieven (DBNL, Literom en krantendatabases) zijn trends in de postume aandacht voor Fens geïdentificeerd. Dat onderzoek is aangevuld met een discoursanalyse: close reading van geselecteerde kranten- en tijdschriftartikelen - gegroepeerd rond de peiljaren 2009 (het eerste jaar na zijn dood), 2014 (het jaar waarin zijn biografie verscheen), 2019 (tien jaar na zijn overlijden) en 2024 (het laatste volledige jaar) - om te bezien hoe over Fens is geschreven.
Om Fens in zijn tijd te plaatsen en na te gaan in welk krachtenveld hij opereerde, is gebruik gemaakt van bestaand onderzoek naar ontwikkelingen rond literaire kritiek. Er is zowel in Nederland als in de Angelsaksische wereld de afgelopen decennia veel geschreven over ‘de dood van de criticus’, met name onder invloed van sociale media. De periode waarin literaire kritiek gedomineerd werd door grote namen als die van Fens is voorbij. Dat laat zich ook aflezen aan krantenarchieven. Als Fens’ literaire erfenis ter sprake komt, is het voornamelijk terugblikkend - naar een verleden dat er niet meer is. De literatuurpaus is dood.
Dat blijkt niet het hele verhaal. Fens’ nalatenschap geniet ook na twintig jaar nog zekere interesse binnen een spraakmakend deel van het literaire veld. Zijn artikelen zijn gebundeld, zijn boeken worden nog verkocht. Hij wordt tot op de dag van vandaag met regelmaat - als autoriteit - aangehaald, er verscheen een biografie, een stichting houdt hem in ere. Maar het blijkt niet zo zeer zijn literaire kritiek, gebaseerd op close reading, als wel zijn - latere - bredere, culturele beschouwingen, vaak persoonsgebonden, die nog steeds bewondering oogsten. En die de Nederlandse literaire wereld zich wil herinneren. De cultuurpaus leeft voort.
Literaire carrière - tot 2008
Kees Fens was een van de meest invloedrijke literaire critici van Nederland. [6] Jarenlang zette hij de toon. Zijn recensies eerst in De Linie en De Tijd/Maasbode (vanaf midden jaren vijftig), later in de Volkskrant (vanaf 1969), zijn rol als medeoprichter van het tijdschrift Merlyn (1962-1966) en zijn academische werk maakten hem tot een autoriteit. Wekelijks besprak hij nieuw verschenen Nederlandse literatuur. Het leverde hem de bijnaam ‘literatuurpaus’ op, ook verwijzend naar zijn onverholen katholieke kijk op het leven. [7]
Fens’ methode was gebaseerd op close reading, een nauwkeurige lezing van de roman of het gedicht, los van allerlei ‘biografische ruis’, gekenmerkt door een sterk beroep op de autonomie van de literaire tekst en een voorkeur voor modernistische complexiteit - sterk beïnvloed door het Angelsaksische New Criticism. [8] Of zoals hij zelf schreef: ‘De kritiek moet vanuit de tekst waar te maken zijn.’ [9]
In de loop der jaren evolueerde Fens’ benadering. In de bundel Tussentijds (1972) nam hij afscheid van puur tekstgerichte analyses en kondigde hij essays aan waarin ‘de analyse nog slechts een dienende functie heeft binnen het grotere geheel van een meer persoonlijke beschouwing’. [10] Die omslag verklaarde ook waarom hij een paar jaar later, eind 1977, stopte met boekrecensies voor de Volkskrant: ‘vanwege een zekere hang naar lichtheid en luchtigheid in de besprekingen’. [11]
In de jaren tachtig en negentig maakte Fens naam met bredere, persoonlijk gekleurde culturele essays over zelfgekozen onderwerpen, vooral in de Volkskrant. Die ‘recensies’, vanwege de dag van publicatie bekend als Maandagstukken,werden vaak ingeleid met uitgebreide beschouwingen die de discussie verhieven boven het specifieke boek of thema, bredere literaire of culturele thema’s aanraakten en meer dan eens een melancholieke toon aansloegen. Alsof hij als ‘recensent’ geen boeken meer nodig had. Het getuigde van een ‘belevende’ literatuurbeschouwing [12] Die ‘erudiete en beroemde essays’ leverden hem, naar verluidt, in 1982 een ‘ongepromoveerd’ hoogleraarschap op. [13]
Ook door zijn hoogleraarschap aan de Katholieke Universiteit Nijmegen verwierf Fens grote invloed. Prominente figuren als Marita Mathijsen, Joost Zwagerman en Arnold Heumakers beschouwden hem als hun leermeester. [14] De schrijver Willem Jan Otten noemde hem Nederlands ‘grootste en diepste lezer’. [15] De bundel Kijk op kritiek, een verzameling essays voor Kees Fens, hem aangeboden ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag (2004), getuigde van die bewondering, zelfs verering. [16] Zijn literaire carrière werd bekroond met een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam en - hoogtepunt - de toekenning van de P.C. Hooftprijs. Al voor zijn overlijden heette hij de ‘grootste criticus van de tweede helft van de eeuw’. [17]
Literaire carrière - na 2008
Na 2008 bleef de invloed van Kees Fens lang voelbaar. Aan de vooravond van zijn begrafenis vertoonde de VPRO op televisie de - al lang in voorbereiding zijnde - film Erfgenaam van een lege hemel van Hans Keller. Losse stukken werden gebundeld. Joost Zwagerman verzamelde zijn ‘miniatuurtjes’: Het volmaakte kleine stukje. In De hemel is naar beneden gekomen maakten Erik van den Berg en Arjan Peters een keus uit Fens’ literaire erfenis. Er werd een stichting in het leven geroepen om zijn ‘gedachtegoed (…) levend te houden’, de Kees Fens Stichting, gevestigd in de Heilige Landstichting. [18] Voor de jaarlijkse Kees Fens lezing tekenden vanaf 2015 verschillende prominenten, uiteenlopend van Paul van Geest tot Bert Wagendorp. [19] Er verscheen in 2014 een biografie: Mijn versnipperd bestaan. Het leven van Kees Fens 1929-2008, van de hand van Wiel Kusters, hoogleraar literatuur in Maastricht. Via de Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren (DBNL) werden in 2012 zijn publicaties toegankelijk gemaakt, aangevuld met een lijst van literatuur over hem, plus een inventarisatie van zijn persoonlijke bibliotheek. [20] En in Amsterdam werd een brug over de Keizersgracht naar hem vernoemd. [21]
Niet vergeten…
Fens wordt nog regelmatig in kranten aangehaald, veelal om een betoog kracht bij te zetten. Precies te meten is het niet. Delpher, de database voor kranten en tijdschriften, vertoont een lacune tussen 2005 en 2010, het archief van 2013 tot 2024 is onvolledig. LexisNexis, digitale toegangspoort tot archieven van kranten, tijdschriften en andere documenten, telt meer dan 800 vermeldingen. Afgezet tegen de artikelen die bij zijn leven van/over Fens (1955-2005) zijn verschenen, is dat (vanzelfsprekend) weinig: bijna 6000. [22] Maar het is een indicatie dat hij niet in het niets is opgelost. In vergelijking met toonaangevende collega-literatuurcritici in de tweede helft van de twintigste eeuw (van T. van Deel tot J.J. Oversteegen en K.L. Poll en zelfs Carel Peeters) scoort Fens opvallend goed. [23] In totaal wordt Fens na zijn dood blijkens LexisNexis 831 keer op een of andere manier aangehaald. In 2009, het eerste jaar na zijn dood, was dat 129 keer. Vijf jaar later, het jaar waarin zijn biografie gepubliceerd werd, waren er 70 vermeldingen te zien. In 2019 daalde dat tot 49 en vorig jaar eindigde de teller op 46 keer.
Ook wetenschappelijk is Fens niet vergeten. Tussen 2009 en 2024 wordt hij, zo blijkt uit een onderzoek via Google Scholar, in totaal 755 keer geciteerd. Dat blijft tot tien jaar na zijn dood redelijk constant (zo’n 100-120 keer per jaar), totdat het vanaf 2018-2019 zakt naar een gemiddelde van 50-70 aanhalingen of verwijzingen. [24]

Over het algemeen blijft de waardering voor Kees Fens hoog. Om te achterhalen hoe hij herinnerd wordt, is via LexisNexis steekproefsgewijs onderzoek gedaan - om de vijf jaar is de peilstok in het archief gestoken. Fens komt uit die selectie naar voren als een in zijn tijd gezaghebbend literair criticus. Zeker de eerste jaren na zijn dood worden weemoedige herinneringen opgehaald, sprekende anekdotes verhaald (zoals over zijn hooglopende ruzie met A.F.Thvan der Heijden), citaten gedeeld en typeringen meestal instemmend doorgegeven. Het geheel is doordrongen van bewondering. [25]
Een kleine greep: ‘Als je een vaste plaats hebt in de krant, dan hoor je daar te staan, altijd, ongeacht de omstandigheden. Zo heeft Kees Fens mij ooit op het hart gedrukt. De wijze waarop de criticus en columnist zich aan deze regel hield was voorbeeldig.’ (Arjan Peters in de Volkskrant.) [26]
Het nummer van Kees Fens heb ik (...) nog steeds in mijn telefoon staan.’ (Martin Bril in de Volkskrant.) [27]
‘Wist u dat Kees Fens, de legendarische literaire criticus van de Volkskrant, ooit ook sport columnist was?’ (Philippe Remarque in de Volkskrant.) [28]
‘Fens (...) gruwde van de “afschuwelijke allesbeheersende leukcultuur”’ (Toon den Boon in Trouw.) [29]
Met het verstrijken van de jaren steekt kritiek op. Met soms nauwelijks verholen verbazing of zelfs ergernis wordt gemeld hoe Fens literatoren als Bertus Aafjes, Ida Gerhardt en aanvankelijk ook Remco Campert afserveerde. [30] In 2019 wordt Fens, vermoedelijk bij wijze van halve grap, in uitgerekend de Volkskrant betiteld als ‘een van die zeurende literatuurcritici’. [31]
Fundamentele kritiek op zijn literaire benadering is er in de onderzochte jaren slechts sporadisch. Het is vooral afkomstig van Thomas Vaessens, in 2009 bekend geworden door zijn aandachttrekkende boek De revanche van de roman, een pleidooi voor geëngageerde literatuur. [32] ‘Iemand als Kees Fens mag de laatste jaren van zijn leven overal waar hij verscheen geridderd of anderszins gelauwerd zijn, maar zijn gezag als criticus gold onder niet-generatiegenoten al lang niet meer.’ [33] Het Haarlems Dagblad doet er een schepje bovenop door Fens’ ‘academische manier van recenseren’ als ‘passé’ te bestempelen. [34] Vijf jaar later wordt hij ingedeeld bij de ‘Hoge Cultuur’. [35] Maar kritiek blijft marginaal.

Kees-Fens brug, Amsterdam, 28 november 2010. Fotograaf: Chris Guy. Flickr.
Afgesloten verleden
Fens’ opvattingen over literaire kritiek, zo veel wordt uit de archieven wel duidelijk, zijn iets van het verleden, het afgesloten verleden. Er zijn er niet veel meer die expliciet zijn autonome literatuuropvatting verdedigen. Maatschappelijke engagement en persoonlijke betrokkenheid zijn belangrijker geworden dan de tekst, de vorm - een verschuiving die in de hedendaagse letterkunde schuilgaat achter het begrip ‘relationaliteit’. [36]
En: was Fens ook niet te beperkt in zijn literaire voorkeuren? Hoe kon hij iemand als Thea Beckman over het hoofd zien? [37] Zo negatief oordelen over een verhalenbundel van W.F. Hermans? [38] En Jules Deelder bekritiseren? [39] Ook in de Kees Fens-lezingen gaat het nauwelijks over zijn letterkundige betekenis, laat staan zijn literair kritische erfenis. De onderwerpen waaieren uit van vroegchristelijke kunst (2016) tot ‘stilte als bron en vervulling’ (2022) en van sportjournalistiek (2019) tot ‘politieke kathedralen’ (2023). [40]
Fens’ literair-kritische nalatenschap lijkt, met andere woorden, behoorlijk versteend - tot wat het op haar hoogtepunt was. Die afstandelijkheid steekt af tegen datgene waarover Fens tot jaren na zijn dood soms zelfs uitbundig wordt geprezen: zijn brede, vaak persoonlijke beschouwingen over wat hij om zich heen zag gebeuren, boeken waar hij kennelijk bij toeval tegenaan liep, verstilde herinneringen aan het rijke roomse leven, miniatuurtjes over van alles en nog wat, van voetbal tot bomen. Titels zijn veelzeggend: ‘Waarom ik niet tennis (en ook niet hockey)’, ‘De ziekte van het bladeren’ (in plaats van lezen), ‘Die dag lazen wij niet verder’ (over Dantes hel) en ‘De eenzame schaatser’ (over het zeventiende-eeuwse schilderij IJsgezicht). Wie het stukje van Fens over de bocht in Regent Street heeft gelezen, ziet die straat in Londen vanaf dat moment met andere ogen. In ‘Wandelen op het water’ hoor je ‘de eeuwigheid ruisen’. En na ‘Een klap op de schouder’ bedenk je je wel drie keer voor je een uitroepteken gebruikt! Stuk voor stuk zijn ze geschreven vanaf de jaren tachtig, niet alleen gepubliceerd in de Volkskrant, maar ook in het weekblad HP/De Tijd (onder de pseudoniem A.L. Boom) en tijdschriften als Tirade, Raster, Ons Erfdeel en het Maandblad van het Genootschap Amstelodamum. Het zijn essays die zich kenmerken door een diepe verankering in westerse cultuurgeschiedenis, waarbij literatuur - ontheven aan de waan van de dag - steeds wordt ingebed in een breed cultureel, filosofisch en historisch kader. En die gelden volgens Joost Zwagerman als ‘volmaakt’. [41]
Die aantrekkingskracht wordt versterkt door de journalistieke stijl die Fens na ‘Merlyn’ steeds meer gaat praktiseren. Hij wordt ‘stukjesschrijver’. [42] Met name zijn Maandagstukken in de Volkskrant krijgen gaandeweg een authenticiteit, die afsteekt tegen objectieve of academische afstandelijkheid. Het is die persoonlijke betrokkenheid, gebaseerd op eruditie en doordrenkt van melancholie, die na 2008 steeds weer wordt genoemd of zelfs geroemd.
Twee Fens-en?
Bestaan er misschien twee Fens-en? De strenge, formele tekstcriticus uit zijn beginjaren (tot halverwege de jaren zeventig) en de persoonlijke contextuele ‘stukjesschrijver’ van met name de jaren tachtig en negentig? Een literatuurpaus en een cultuurpaus?
Met name na publicatie van Kusters’ biografie (2014) begint in de receptie een soort tweedeling over Fens te ontstaan. [43] Jaap Goedegebuure, letterkundige, zet die twee kanten scherp tegenover elkaar: ‘(Fens’) afscheid van de levende literatuur ging zo ver dat hij succesvolle auteurs als Van der Heijden en Oek de Jong afserveerde zonder ze echt te hebben gelezen (...), maar merkwaardig genoeg heeft Fens' keuze voor andere genres ervoor gezorgd dat hij bij kenners en fijnproevers veel meer status kreeg dan tijdens zijn recensentenjaren.’ [44]
Zijn biograaf, Wiel Kusters, signaleert een min of meer bewuste ‘ontwikkelingsgang’: de literatuurcriticus groeide uit tot cultuurbeschouwer. [45] Ook literair criticus Jeroen Vullings ziet een geleidelijke overgang: ‘Voor Fens was de Merlyn-aanpak geen doctrine, eigenlijk is hij ‘erdoorheen’ gegaan (…). Fens behield zijn gevoel voor de vorm en de complexiteit van literatuur, voor de tekstexegese. Tegelijkertijd keek hij (on-merlinistisch) verder dan de tekst, naar biografica en de persoonlijkheid van de schrijver.’ [46]
Wat opvalt is dat in de na Fens’ overlijden gebundelde stukken (met name Het volmaakte kleine stukje) de close reading-periode ondervertegenwoordigd is. [47] Kennelijk wordt aan die tweede Fens meer waarde toegekend, kennelijk wil de Nederlandse literaire wereld hem vooral zo herinneren.
Het gaat te ver om, zoals Maarten Dessing deed, te beweren dat Fens’ oeuvre als literair criticus ‘in zelden bekeken archieven van kranten en tijdschriften’ is verdwenen. [48] Maar afgaande op wat na Fens’ overlijden met voorliefde wordt aangehaald, springen de cultuuressays er uit. Zelfs de Kees Fens Stichting, opgericht te zijner nagedachtenis, wil het ‘gedachtegoed (…) zoals blijkt uit zijn essayistisch werk, levend te houden’ (...), ‘met name zijn aandacht voor de Europese, christelijke cultuur en de eeuwenlange continuïteit daarvan’. [49] Misschien verklaart die Werdegang - van literatuurpaus naar cultuurpaus - dat Fens na zijn dood herinnerd wordt.
Omslag
Kees Fens’ overlijden in 2008 blijkt achteraf een mijlpaal. Het bevestigt het einde van een tijdvak in de literatuurkritiek. Maar de omslag van een hiërarchische naar een meer gediversifieerde kritiek was al voor de eeuwwisseling ingezet. Binnen de Nederlandse letteren was sinds jaren geen sprake meer van een enkele gezagvolle criticus, zoals Gomperts in de jaren vijftig of Ter Braak in de jaren dertig. Ook Fens’ generatiegenoten, K.L. Poll en Carel Peeters, waren nooit alleenheerser. Die fragmentatie kreeg vanaf de jaren zeventig nieuwe impulsen. Al was het alleen maar doordat van ‘1968’ een nieuwe, jongere, mondiger generatie het woord nam.
Het was Fens zelf, wellicht toegerust met een voorgevoel, die in 1977/1978 zijn koers verlegde. ‘Benauwd’ door vluchtige trends, oppervlakkige reflexen en opkomende commercialisering, stopte hij met wekelijkse boekrecensies in de Volkskrant. [50] Hij eiste voor zichzelf de ruimte op om in het algemeen iets over literatuur te zeggen - vooral om de passie van lezers aan te wakkeren. Hij ontwikkelde zich tot een critic at large, zoals het in de Angelsaksische wereld heet. Dat leverde een reeks ‘perfecte stukjes’ op, brede beschouwingen waarvoor hij nog steeds geprezen wordt.
Zo overleefde Fens de ‘dood van de criticus’. [51] Vanaf de jaren negentig boette het gilde van de literaire critici in hoog tempo aan gezag in. [52] Dat had iets onafwendbaars, gedetermineerd door tal van oorzaken - uiteenlopend van economische (dalende krantenverkoop) en culturele (ontlezing) tot technologische (opkomst van sociale media). [53]
Na Fens’ overlijden voltrok de teloorgang zich steeds sneller. Nog geen jaar later hief ‘zijn’ Volkskrant de boekenbijlage Cicero op. Het was onderdeel van een brede trend waarbij dagbladen - kampend met lezersverlies - accenten verlegden en minder over cultuur berichtten, zeker ‘hoge’ cultuur, zoals literatuur. Dat wat jarenlang tot het exclusieve domein van kranten en tijdschriften had behoord, werd steeds meer onderdeel van de digital literary sphere. Wat begon met likes op Amazon groeide via blogs als Tzum en Goodsreads uit tot BookTok, een fenomeen waarin iedereen recensent kan zijn.
Traditioneel ontleenden critici hun gezag aan een ‘collectief repertoire’, een reeks auteurs en werken die door een culturele elite als belangrijk worden beschouwd. [54] Dit repertoire werd ondersteund door het onderwijs (via canonvorming), literaire tijdschriften (zoals De Gids en Tirade) en krantenrecensies (geschreven door vaste critici als Fens). Maar vanaf de jaren negentig brokkelden instituties af, zo heeft literatuurwetenschapper Hugo Verdaasdonk duidelijk gemaakt. Het begon met canonvervaging: het literatuuronderwijs schafte vaste leeslijsten af. Er trad mediadiversificatie op: nieuwe platforms (blogs, BookTok) concurreerden met krantenrecensies. Dat werd versterkt door een nieuwe vorm van consumentenlogica: lezers beslisten zelf wat waarde had, los van critici. Literatuur kreeg van de jaren negentig steeds meer trekken van een populaire cultuur, waardoor het fundament onder Fens’ methode verzwakte: zonder een gedeeld repertoire verloor zijn close reading het anker.
Literatuur kreeg vanaf de jaren negentig steeds meer trekken van populaire cultuur. Jim Collins, Amerikaans auteur van het veel geciteerde boek Bring on the books for everybody (2010), beschrijft hoe literatuur in de 21ste eeuw een consumptieproduct werd, gedreven door merchandising (boekclubs, festivals), media-adaptaties (verfilmingen, Netflix) en digitale platforms (Goodreads, BookTok). [55] In het voetspoor van die ontwikkeling verschoof literair gezag. Waar vroeger critici als poortwachters de toegang tot wat-literatuur-is bewaakten, hebben influencers en algoritmes ruim baan gekregen. Boekrecensies in kranten zijn overvleugeld door aanbevelingen (likes) op sociale media of ‘boekpanels’ op tv (De Wereld Draait Door). Literaire analyses maakten plaats voor snelle, vooral visuele ‘content’. In zo’n digital literary sphere pasten lange, analytische recensies als die van Fens niet. [56] Letterkundige Jos Joosten laat zien hoe de criticus in die ‘leegte’ vaste grond onder de voeten verloor. [57]
Misschien wel de belangrijkste verklaring is teloorgang van het ‘snobisme’ en de opkomst van een ‘smaakdemocratie’, zoals literatuuronderzoekers als Koen van Eijck, Jos de Haan en Wim Knulst het noemen. [58] Zij laten zien dat Sinds de jaren 1980 zijn culturele hiërarchieën (‘hoog’ vs. ‘laag’) vervaagd. Erachter gaat een generatiekloof schuil. Jongeren, geboren na 1960, combineren highbrow en lowbrow cultuur, terwijl ouderen (zoals Fens) heel lang vasthouden aan elitair onderscheid. Onderwijsdemocratisering trekt haar sporen: na de Mammoetwet (1968) verdwijnt het negentiende-eeuwse ‘beschavingsideaal’ uit scholen. Gevolg: deelname aan hoge cultuur geeft geen prestige meer. Ook literaire autoriteit is te veel verbonden met een verdwijnende cultuur van ‘snobisme’ om ongeschonden te blijven.
Fens’ gezag als literair criticus was onlosmakelijk verbonden met een cultuurmodel dat verdween.
Conclusie: paradox
De literair-kritische erfenis van Kees Fens heeft veel weg van een paradox: zijn autoriteit als ‘literatuurpaus’ (gebaseerd op close reading) verdween in een tijdperk waarin literatuur populariseerde en ook cultureel gezag afbrokkelde, maar zijn status als ‘cultuurpaus’ (vooral als essayist) is dankzij persoonlijke autoriteit en culturele traditie in stand gebleven, wellicht ook doorspekt met een vleugje nostalgie naar het rijke roomse leven van weleer.
Het is de uitkomst van een klein, overzichtelijk onderzoek, niet veel meer dan een eerste verkenning. Er is meer nodig dan een relatief beperkte speurtocht in krantenarchieven om Fens’ waardering met name als cultuurpaus te peilen. Te meer omdat Delpher als database van kranten en tijdschriften voor uitgerekend de periode na Fens’ dood zo’n groot gat laat vallen. Ook een steekproefsgewijs onderzoek, hoewel nuttig, loopt het risico een oververeenvoudigd beeld op te leveren. Die beperkingen kunnen het zicht op Fens’ postume waardering vertroebelen.
Bovendien is het kwalitatieve en kwantitatieve onderzoek geconcentreerd rond dat wat kranten en tijdschriften schreven. Sociale media - leidend geworden in de literaire kritiek - bleven buiten beschouwing. Hoe wordt op digitale platforms over Fens’ werk gesproken? Via big data-analyse moet te achterhalen zijn of zijn status als cultuurpaus beperkt is tot een kleine kring van culturele fijnproevers - en of het niet verkleurd is door nostalgie. Vindt hij bredere weerklank?
Wellicht heeft ook die andere Kees Fens, de literatuurpaus, nog wat te zeggen. Is close reading in een tijd van afnemende aandacht voor boeken en verminderde concentratie bij lezen aan herwaardering toe? [59] Kan zijn liefde voor lezen en literatuur een brug slaan naar media als BookTok en Bookstagram waar (jonge) mensen elkaar inspireren, motiveren en enthousiasmeren voor boeken? In hoeverre sluit zijn hartstocht aan bij de affective approach op sociale media? [60] Kan Fens’ benadering - passie in combinatie met diepgang - voor professionele literatuurbeschouwers een model zijn voor nieuwe vormen van culturele geletterdheid? [61]
Fens’ geest
Kees Fens leeft ook onbewust voort. Dit voorjaar gooide zijn eigen Volkskrant de weekendbijlage om, het katern over Cultuur en Media kreeg onder eindredactie van journalist/schrijver Joost de Vries een breder essayistisch karakter. ‘We hebben Kees Fens er niet over geraadpleegd’, laat de redactie desgevraagd weten. ‘Maar kennelijk waait zijn geest hier nog rond.’ [62] De hemel is inderdaad naar beneden gekomen en de scherven liggen verspreid in het rond. Maar her en der worden ze bij elkaar geraapt.
Noten
[1] Dit essay is de bewerkte uitkomst van een onderzoek naar de literair-kritische nalatenschap van Kees Fens als onderdeel van de tutorial Literaire kritiek op een kruispunt uit de master Kunst- en cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Erg veel dank gaat uit naar de docent, Marieke Winkler, voor haar betrokken, inspirerende aanmoediging en begeleiding. [ 2] Hans Keller, Kees Fens, erfgenaam van een lege hemel (Amsterdam 2008), uitgezonden op 16 juni 2008 door de VPRO. [3 ] Nel van Dijk en Susanne Jansen, ‘De reuzen voorbij. De metamorfose van de literaire kritiek sedert 1965’ in: J. Bardoel e.a. ed., Journalistieke cultuur in Nederland (Amsterdam 2002) 209-235. Nico Laan, Medemakers. Sociologie van literatuur en andere kunsten (Hilversum 2018) 254-257, 261-262, 286-288. [4] Het bracht de Duitse schrijver Martin Walser er toe een scherpe, satirische aanklacht tegen literaire critici in de vorm van een roman te schrijven: Tod eines Kritikers (Frankfurt am Main 2002). [5] Kees Fens, ‘Een hand van de dichter. Wie heeft de criticus nodig? De ontwikkeling van de literaire kritiek in de Nederlandse dagbladen’ in: De Gids 159 (1996) 1036-1037. [6] Biografische gegevens zijn ontleend aan de biografie van Wiel Kusters, Mijn versnipperd bestaan (Amsterdam 2014). [7] Trouw, 11 maart 2000. Het Parool, 16 juni 2008. [8] ‘Close reading’, Algemeen Letterkundig Lexicon, https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_00572.php. ‘New criticism’, Algemeen Letterkundig Lexicon, https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_03094.php. Maarten Doorman, ‘Goede en minder goede jaren’, de Volkskrant, 12 maart 2010. [9] Geciteerd door T. van Deel, ‘Onze diepste lezer’, in: T. van Deel, Marita Mathijsen en Gerard de Vriend ed., Kijk op kritiek. Essays voor Kees Fens (Amsterdam 2004) 14. [10] Ibidem, 15. [11] Aangehaald in Jos Joosten, Alleenspraak (Arnhem 2003) 57-59. Steen des aanstoots voor Fens was de algemene jubel over het zijns inziens zwakke debuut van een zekere Frans Kellendonk: Bouwval. ‘Soms geeft zelfs de geschiedenis de recensent geen gelijk’. Arjen Fortuin, ‘Lezen tot het boek breekt’, NRC Handelsblad, 3 maart 2017. [12] Ruud A.J. Kraayeveld, ‘Literatuurwetenschap: teorie en praktijk’ in: Ons Erfdeel 21 (1978), 582-586, aldaar 583. [13] Yra van Dijk, ‘Hoe kon de professionele literatuurgeschiedenis haar aanzien zo verliezen?’, NRC Handelsblad, 20 juli 2023. [14] Mathijsen is (emeritus) hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, Zwagerman schrijver, dichter en essayist (1963-2015), Heumakers universitair docent moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. [15] Otten is schrijver en dichter, winnaar van de P.C. Hooftprijs, geciteerd in: ‘Woord vooraf’, in: T. van Deel, Marita Mathijsen en Gerard de Vriend ed., Kijk op kritiek. Essays voor Kees Fens (Amsterdam 2004) 7. [16] T. van Deel, Kijk op kritiek, 7-19, 36, 46-48, 49, 110, 117-118, 119-120, 141, 170, 186-187, 246-247, 270, 285 EN 296. [17] Marita Mathijsen, ‘De leeuw van Holland’, in: T. van Deel, Marita Mathijsen en Gerard de Vriend ed., Kijk op kritiek. Essays voor Kees Fens (Amsterdam 2004) 62. [18] www.keesfensstichting.nl [19] Van Geest is theoloog, hoogleraar kerkgeschiedenis aan Tilburg University en hoogleraar theologie en economisch denken aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, Wagendorp schrijver en journalist bij de Volkskrant. [20] Femke Essink en Lia van Gemert, ‘De bibliotheek van Kees Fens’, Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren (2012). https://www.dbnl.org/tekst/essi003bibl01_01/essi003bibl01_01_0001.php [21] ‘Brug in Amsterdam vernoemd naar Kees Fens’, Het Parool, 14 juni 2009. [22] Gezocht is op “Kees Fens”, ondersteund door “literatuur AND criticus AND literatuurkritiek AND literaire kritiek AND recensie”. [23] Uit een kleine steekproef via LexisNexis blijkt K.L. Poll vanaf een jaar na zijn overlijden (1991) 9 keer te zijn aangehaald, J.J. Oversteegen sinds 2000 5 keer en T. van Deel sinds 2020 3 keer. Carel Peeters, nog levend, is sinds 2010 13 keer geciteerd. [24] Gezocht is op “Kees Fens”, ondersteund door “literatuur AND criticus AND literatuurkritiek AND literaire kritiek AND recensie”. [25] Hans Werkman, ‘Kees Fens was in de literatuur een Piet Hein: kort van naam, groot van daden’., Nederlands Dagblad, 6 maart 2009. [26] Arjan Peters, Volkskrant, 12 juni 2009. [27] Martin Bril, Volkskrant, 16 januari 2009. [28] Philippe Remarque, Volkskrant, 16 februari 2019. [29] Teun den Boon, Trouw, 13 februari 2024. [30] Over Aafjes: ‘…teruggebracht tot een formaat dat in een schoenendoos past’, De Limburger, 16 mei 2014, over Gerhardt: ‘Eenzelvig, koppig en overgevoelig.’ Marjoleine de Vos, NRC Handelsblad, 17 oktober 2014, over Campert: Frits Abrahams, Drek en drift’, NRC Handelsblad, 16 juni 2009. [31] Wilma de Rek, ‘Godfried Bomans is nog volop onder ons’, de Volkskrant, 2 november 2019. Rob Schouten, ‘Een air van achteloosheid’, Trouw, 25 juli 2009. [32] Thomas Vaessens, De revanche van de roman. Literatuur, autoriteit en engagement (Amsterdam 2009). [33] Geciteerd door Bas Heijne, NRC Handelsblad, 3 april 2009. [34] ‘Ik ga de vuiligheid niet uit de weg’, Haarlems Dagblad, 16 april 2009. [35] Marja Pruis en Joost de Vries, De Groene Amsterdammer, 5 maart 2014. [36] Yra van Dijk en Merlijn Olnon, ‘Radicaal relationisme. Het andere engagement in de jongste Nederlandse literatuur’ in: De Internet Gids 2015, afl. 3 https://www.de-gids.nl/artikelen/radicaal-relationisme [37] Annemarie Terhyell, ‘Thea Beckman overleefde alles en iedereen’, Trouw, 12 oktober 2024. [38] Arie Storm, ‘Lezen om te schrijven’, Het Parool, 3 juli 2014. [39] Frank van Dijl, ‘Ode aan de ondeelbare Deelder’, NRC Handelsblad, 23 november 2019. [40] www.keesfensstichting.nl/lezing [41] Joost Zwagerman, Het volmaakte kleine stukje (Amsterdam 2009). 42] Aleid Truijens, ‘God was nooit ver weg’, de Volkskrant, 21 juni 2014. [43] Zie de recensie van Machiel Jansen in Literair Nederland, 10 april 2010: ‘De latere stukken zijn wat lichter van toon (...). Zo ontwikkelt Fens zich (...) meer in de richting van je man die je herinnert.’ [44] (Emeritus) hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Leiden. Jaap Goedegebuure, ‘Biografie van criticus Kees Fens’, Trouw, 12 juli 2014. [45] Kusters, Mijn versnipperd bestaan, 238-242. [46] Jeroen Vullings, ‘Lezen om geluk te ervaren’, Vrij Nederland, 19 juli 2014. [47] ‘In de gemaakte keuze blijft de reguliere bespreker hoe dan ook op de achtergrond tussen over bibliofiele zaken, rooms verleden en vooroorlogse en negentiende-eeuwse literatuur. Of is de criticus Fens eerder een mythe en heeft hij in De Volkskrant de actuele literatuur nooit zo op de voet gevolgd?’ Maarten Doorman, ‘Goede en minder goede jaren’, de Volkskrant, 12 maart 2010. [48] Maarten Dessing, ‘Literatuurpaus Kees Fens verdiende een betere biograaf’, Knack, 30 juni 2014. [49] www.keesfensstichting.nl/home [50] Joosten, Alleenspraak, 57-59. [51] Ronan McDonald, The death of the critic (Londen 2007) 1-41. [52] Van Dijk en Jansen, ‘De reuzen voorbij’, 209-235. [53] Sandra Wiskie-van der Kolk en Ingrid Homans, ‘De oude criticus is dood, maar de nieuwe bestaat niet echt.’ Analyse van de taakopvatting van de literatuurcriticus in traditionele en online media (2018-2023), Locus (2024). [54] Hugo Verdaasdonk, ‘De verborgen willekeur van de recensent', Boekman 57 (2003) 95-98. [55] Jim Collins, Bring on the books for everybody. How literary culture became popular (Durham en Londen 2010) 1-35, 221-266. [56] Simone Murray, The digital literary sphere. Reading, writing and selling books in the internet era (Baltimore 2018) 122-124, 139-140. [57] Jos Joosten, ‘Criticus na de leegte: over literatuurkritiek’ in: Idem, Alleenspraak: opstellen (Arnhem 2003) 55-62. [58] Koen van Eijck, Jos de Haan en Wim Knulst, ‘Snobisme hoeft niet meer. De interesse voor hoge cultuur in een smaakdemocratie’, Mens & Maatschappij 77 (2002) afl. 2, 153-177. [59] John Guillory, On close reading (Chicago 2025) 15-35. [60] Carel Peeters, ‘Verslingerd aan een boek’, Vrij Nederland, 18 februari 2021. Murray, ‘Consecrating the literary’, 125. Stephen Ahern, ‘Affect theory and literary criticism’ in: Emotion Review 16 (2024) afl. 2 96-106. [61] Ruud Hisgen en Adriaan van der Weel, De lezende mens (e-boekuitgave; Amsterdam/Antwerpen 2022), met name ‘Lezen en laten lezen: een handreiking’ (hoofdstuk 7) en ‘Stellingen’. [62] In antwoord op een vraag van de auteur, mail 23 juni 2025.
Over de auteur
Jan Schinkelshoek is journalist en studeert Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit.
Jan Schinkelshoek, ‘Erfgenaam van een lege hemel. De literair-kritische nalatenschap van Kees Fens (1929-2008’, Locus – Tijdschrift voor Cultuurwetenschappen 24 (2025). https://edu.nl/qff8f
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivatives 4.0 International License.
© 2025 Open Universiteit | Lees de disclaimer en de privacyverklaring van de OU | Voor het colofon zie Over LOCUS |
Voor contact met de redactie kunt u mailen naar locus@ou.nl