Aandacht en vervolmaking. Iris Murdochs morele filosofie
Michel Krott
Publicatiedatum: 26 oktober 2021 Foto: Jackson David
‘Liefde is het buitengewoon moeilijke besef dat iets anders dan jezelf echt is. Liefde, en dus kunst en moraal, is de ontdekking van de werkelijkheid.’ Met deze uitspraak zette de Britse schrijfster Iris Murdoch zich eind jaren vijftig van de vorige eeuw af tegen een lange, overwegend masculiene traditie in de westerse wijsbegeerte. [1] Zelfverzekerd bracht zij naar voren dat liefde – een gevoel dat vaak is genegeerd in de westerse filosofie – fundamenteel is voor een ethisch leven. Dit idee is onmiskenbaar aangeslagen, want de belangstelling voor het filosofische werk van Murdoch is sterk gegroeid. Met name in Nederland en België, waar dit werk relatief onbekend is, lijkt de morele filosofie van Murdoch steeds meer waardering te oogsten; zo publiceerde Katrien Schaubroeck onlangs een prikkelende inleiding tot Murdochs ethische gedachtegoed. Maar wat maakt dit gedachtegoed nu zo interessant? Waarom is deze morele filosofie in de eenentwintigste eeuw nog steeds, of opnieuw, relevant?
Engelen noch dieren
De uitspraak van Murdoch kan niet begrepen worden zonder eerst stil te staan bij een aantal begrippen uit haar ethiek. Zo lijkt haar uitleg van het begrip ‘liefde’ al ver af te staan van een andere mogelijke betekenis: een emotie die ons betovert en bij tijd en wijle aan de alledaagse werkelijkheid laat ontsnappen. Zij stelt bovendien niet alleen de liefde, maar ook de moraal gelijk met de ‘ontdekking van de werkelijkheid’, waarmee ze suggereert dat morele activiteit een vorm van kennisverwerving is. Murdoch maakt, zoals Schaubroeck uiteenzet, gebruik van een gedachte-experiment om dit belangrijke uitgangspunt te illustreren. Het gaat daarin om een vrouw die haar schoondochter negatief beoordeelt, maar dit nooit laat blijken in woord en gedrag. Na verloop van tijd wordt deze vrouw milder: hoewel haar uiterlijke gedrag niet verandert, leert zij gaandeweg om haar schoondochter positiever te waarderen. Hiermee wil Murdoch duidelijk maken dat er sprake kan zijn van morele activiteit, zonder dat deze zich manifesteert in waarneembare gedragsveranderingen of uitgesproken beslissingen. Volgens Murdoch is de vrouw namelijk, alleen al door anders over haar schoondochter te gaan denken, toch moreel actief geweest. [2]
Schaubroeck stelt dat morele activiteit voor Murdoch niet primair is gelegen in de uitoefening van de wil, maar in het verwerven van een juist inzicht op basis van waarneming, in het bijzonder door beter te leren kijken naar het object waarnaar de aandacht uitgaat (bijvoorbeeld een schoondochter). [3] Zicht en inzicht zijn dan ook kernbegrippen in Murdochs ethiek. De sleutel voor het beter leren kijken en het verwerven van inzicht is gelegen in de liefde. Liefde spoort ons namelijk aan om oprecht aandacht te schenken aan objecten buiten onszelf, en daardoor de werkelijkheid te zien voor wat ze is. Het schenken van deze aandacht vormt voor Murdoch de essentie van moraliteit, aldus Schaubroeck. [4]
Opvallend is dat deze stelling in tegenspraak is met het populaire idee dat liefde ons verblindt: volgens Murdoch opent liefde juist onze ogen voor de werkelijkheid en toont ze deze ‘voor wat ze is’. Dit strookt met haar opvatting van liefde als een verlangen in platonische zin, een begeerte die gezuiverd wordt door een gerichtheid op wat goed is. Datgene wat in het dagelijks leven als liefde wordt ervaren, is slechts een afschaduwing van dit zuivere verlangen. Liefde is met andere woorden een reactie op de magnetische aantrekkingskracht van ‘het Goede’. [5] De gerichtheid op deze transcendente, hoogste – dat wil zeggen ‘soevereine’ – Idee van het Goede correleert met een gerichtheid op de Idee van het Ware. In deze op Plato geïnspireerde filosofie zijn zicht en inzicht belangrijker voor onze morele ontplooiing dan woorden en voorschriften. Van een adequate, objectieve waardentaal kan alleen in afgeleide zin sprake zijn, want onze morele begrippen kunnen we alleen ontwikkelen door onze subjectieve, aandachtige blik steeds verder te verfijnen:
Human beings are obscure to each other, in certain respects which are particularly relevant to morality, unless they are mutual objects of attention or have common objects of attention, since this affects the degree of elaboration of a common vocabulary. We develop language in the context of looking: the metaphor of vision again. [6]
In dit fragment uit The Sovereignty of Good beschouwt Murdoch aandacht schenken als een voorwaarde voor het verwerven van inzicht. Naarmate onze aandacht toeneemt en ons inzicht groeit, benaderen wij volgens haar zowel een ideaal van waarheid – in de zin dat wij steeds accuratere kennis verwerven over de werkelijke aard van de ander – als een ideaal van goedheid – in de zin dat wij de ander steeds rechtvaardiger beoordelen. In wezen is onze morele opdracht de vervolmaking van dit begrip van de ander, een inzicht dat wij door middel van liefdevolle aandacht kunnen verkrijgen. Uiteraard zullen we het volmaakte inzicht nooit bereiken, omdat wij ‘engelen noch dieren zijn, maar menselijke individuen’. [7] Maar het is in feite de poging die telt: de voortdurende inspanning om de idealen van waarheid en goedheid te verwezenlijken is in moreel opzicht zeer waardevol. De basis van de moraal ligt volgens Murdoch in deze innerlijke worsteling. Schaubroeck concludeert daarom dat morele vooruitgang voor Murdoch een kwestie van zelfverbetering is, van het goede voorbeeld geven, om zodoende indirect de wereld te veranderen. [8]
Liefde in het hoogste deel van de ziel
Murdoch gelooft dus dat de wereld in positieve zin kan worden veranderd: morele vooruitgang leidt uiteindelijk ook tot zichtbare vooruitgang in de wereld. In een interview merkt zij bijvoorbeeld op dat wij soms te pessimistisch zijn om in te zien dat er in de afgelopen eeuw veel in onze samenleving is verbeterd. [9] Morele vooruitgang is voor haar echter niet primair gelegen in het zichtbare effect van onze keuzes, maar in de zuivering van de redenen die aan deze keuzes ten grondslag liggen. Anders gezegd, als de redenen voor ons handelen voortvloeien uit een juister inzicht, dan is er sprake van morele vooruitgang. In de ethiek zou daarom de nadruk moeten liggen op motieven en deugden:
Moral philosophy, and indeed morals, are thus undefended against an irresponsible and undirected self-assertion which goes easily hand in hand with some brand of pseudo-scientific determinism. An unexamined sense of the strength of the machine is combined with an illusion of leaping out of it. […] The study of motivation is surrendered to empirical science: will takes the place of the complex of motives and also of the complex of virtues. [10]
Deze focus op motivatie vormt een interessant uitgangspunt voor de ethiek. Een beweegreden die intuïtief als goed of juist wordt ervaren, kan namelijk een sterke drijfveer zijn om aan te zetten tot standvastig handelen. Toch is deze focus op motivatie ook riskant. Onze motieven kunnen immers onzuiver zijn, geperverteerd door een vertroebelde, zelfzuchtige blik op de werkelijkheid. Murdochs standpunt impliceert bovendien dat liefde – in de praktijk een uiterst selectief en partijdig gevoel – de hefboom is om onze medemens rechtvaardig te beoordelen. Omdat wij geen engelen maar eindige wezens zijn, is ons vermogen om lief te hebben beperkt, en daarom kan ons streven naar waarheid en goedheid zich ook slechts op een selecte groep geliefden richten. Voor het opstellen van universele normen en waarden, oftewel voor een algemeen geldende invulling van begrippen als ‘goed’ en ‘kwaad’, biedt Murdochs theorie dan ook weinig houvast.
Murdoch erkent zelf ook dat een volledige invulling van het begrip ‘goed’ buiten bereik blijft, want ‘het Goede’ is volgens haar principieel ondefinieerbaar. Feitelijk betekent dit dat inzicht in wat goed is louter intuïtief kan zijn. Bovendien signaleert Murdoch dat menselijke liefde te bezitterig en ‘mechanisch’ is om tot werkelijk inzicht te leiden. Als zij over liefde spreekt als sleutel voor het verwerven van inzicht, dan bedoelt zij een hogere vorm ervan, die in zekere zin onpersoonlijk is. In menselijke relaties kan men van deze hogere liefde enkel fragmenten ontwaren. De beoefening en beschouwing van kunst kan haar echter wel aanwakkeren: goede kunst inspireert namelijk ‘liefde in het hoogste deel van de ziel’. [11]
Moreel realisme
Murdochs terminologie doet al vermoeden dat haar ethiek een sterk metafysisch karakter heeft. Dit blijkt ook uit haar standpunt over de aard van onze waarden. Schaubroeck wijst er bijvoorbeeld op dat Murdoch een opvatting verdedigt die moreel realisme wordt genoemd, omdat zij waarden beschouwt als entiteiten: ‘in haar voorstelling was de werkelijkheid beladen met waarden.’ [12] Specifiek gaat het – aldus Murdoch – om entiteiten in platonische zin, oftewel morele Ideeën. [13] Deze Ideeën zijn zowel transcendent als immanent: transcendent omdat zij niet direct waarneembaar zijn, immanent omdat zij ons aantrekken en daardoor ‘deelnemen aan de wereld’. [14] In het bijzonder doet Murdoch een beroep op het bestaan van een bovenzinnelijke bron van inspiratie, die zij aanduidt met het eerdergenoemde concept ‘het Goede’. Zoals gezegd vat zij het Goede op als de hoogste, soevereine Idee. Deze hoogste Idee is een zuivere, alomtegenwoordige vorm, die op zichzelf weliswaar niet zichtbaar is in onze ‘verwarde werkelijkheid’, maar toch een waarneembare ‘magnetische kracht’ uitoefent. [15] De Idee van het Goede zou ons kunnen helpen om de beoogde zelfverbetering te realiseren:
I think there is a place both inside and outside religion for a sort of contemplation of the Good, not just by dedicated experts but by ordinary people: an attention which is not just the planning of particular good actions but an attempt to look right away from self towards a distant transcendent perfection, a source of uncontaminated energy, a source of new and quite undreamt-of virtue. […] This is the true mysticism which is morality, a kind of undogmatic prayer which is real and important, though perhaps also difficult and easily corrupted. [16]
Kortom, Murdoch stelt dat aandacht schenken een poging is om weg te kijken van het ego, om toegang te krijgen tot een transcendente bron van deugdzaamheid. Deze bron – het Goede – is absoluut, dat wil zeggen verheven boven individuele deugden als moed en vrijgevigheid. Niettemin verbindt het Goede deze deugden met elkaar en spoort het ons aan om ze te cultiveren. [17] Met deze metafysische oriëntatie vult Murdoch een lacune op die is ontstaan door de voortschrijdende secularisering van de westerse cultuur. Zij biedt ons een ethiek die weliswaar een metafysisch fundament heeft, maar niet religieus of dogmatisch is, en daarmee voorziet zij in een latente behoefte aan een spirituele onderbouwing van de moraal. Schaubroeck laat dit metafysische aspect enigszins buiten beschouwing, maar concludeert wel dat Murdochs aansporing om aandacht te schenken aan schoonheid in natuur en kunst ons een andere, zelfs gemakkelijkere weg toont naar goedheid dan religie. [18]
Tom Phillips, Iris Murdoch, olieverf op doek, 1984-1986, 914 mm x 711 mm (NPG 5921 © National Portrait Gallery, Londen)
Leren liefhebben
Een ander relevant aspect van Murdochs ethiek is dat deze zich niet alleen richt op intermenselijke relaties, oftewel op relaties waarin wij elkaars ‘objecten van aandacht’ zijn, maar ook op relaties die wij met de niet-menselijke buitenwereld kunnen aangaan. Zij heeft immers betrekking op alle objecten waarop de menselijke liefde in algemene zin gericht kan zijn; wij kunnen bijvoorbeeld ook leren houden van dieren of van de natuur. Dit betekent dat Murdochs filosofie kan bijdragen aan verschillende takken van de toegepaste ethiek, zoals dierethiek en milieu-ethiek. Als wij namelijk andersoortige objecten leren liefhebben, zoals dieren en planten, dan zullen wij hun aard en noden steeds beter begrijpen en ze bijgevolg ook rechtvaardiger beoordelen en beter behandelen. Daarnaast kan – voortbordurend op Murdochs idee over taalontwikkeling – een wereldwijde collectieve aandacht voor de natuur de vorming van een gemeenschappelijke woordenschat in de hand werken, zodat bijvoorbeeld de totstandkoming van gedeelde waarden met betrekking tot klimaatbescherming wordt vergemakkelijkt. Ongetwijfeld stuiten we ook dan echter op een praktische grens: zoals gezegd is ons vermogen om lief te hebben immers beperkt.
Verder is het opvallend dat in de morele theorie van Murdoch – zoals onder andere blijkt uit het bovenstaande fragment over motieven en deugden – een anti-wetenschappelijk geluid doorklinkt. Murdoch zet zich niet zozeer af tegen de wetenschap zelf, als wel tegen de allesoverheersende invloed van het wetenschappelijke wereldbeeld. Geïnspireerd door het logisch positivisme – een stroming die dit wereldbeeld als uitgangspunt nam – hebben sommige analytische filosofen uit de twintigste eeuw de moraal namelijk verbannen naar een domein waarin geen plaats is voor zinvolle uitspraken. Volgens Alfred Ayer kan een ethische uitspraak bijvoorbeeld geen waarheidswaarde hebben, maar alleen een subjectief gevoel uitdrukken. Murdoch presenteert daarentegen – zoals blijkt uit haar opvatting dat morele vooruitgang samengaat met een juister inzicht – een visie waarin de moraal weer een belangrijke rol vervult in het denken over kennis en waarheid. Ook hiermee vult zij een lacune op: de reductie van de moraal tot louter gevoelens en meningen, die niet kunnen wedijveren met wetenschappelijke ‘feiten’, heeft de rol van de ethiek ten onrechte gemarginaliseerd.
Ten slotte noemt Schaubroeck nog een belangrijk aspect: Murdochs theorie biedt volgens haar een rijkere en interessantere morele attitude dan de verlichtingsattitude van respect. [19] Het opbrengen van liefde voor een ander vergt weliswaar meer moeite dan het opbrengen van respect, maar wij kunnen er ook meer voldoening uit halen. Vanuit dit perspectief is respect een relatief koude waarde, die vooral een bepaalde afstand voorschrijft tot de ander, in de zin dat de vrijheid en het geluk van de ander niet door ons handelen mogen worden aangetast. Hoewel respect op zichzelf natuurlijk nuttig en waardevol is – en bovendien een grote verworvenheid, zoals Murdoch beaamt in het eerdergenoemde interview – zou een goede morele theorie ons toch moeten uitdagen om hoger te mikken.
Murdochs ethiek, die raakvlakken heeft met de christelijke leer, roept ons in ieder geval op om in moreel opzicht uit te blinken. Zij behelst namelijk het streven om onze eindigheid te overstijgen, om ons vermogen om lief te hebben zo te vergroten dat wij zowel onze naasten rechtvaardig beoordelen als degenen wier lot ons doorgaans onverschillig laat. Deze aspiratie is tegelijk ook haar zwakte, omdat wij ons voor een welhaast onmogelijke opdracht gesteld zien. Voor de vervulling van deze opdracht moeten wij ons bovendien laten inspireren door abstracte, van aansprekende symboliek gespeende concepten. Het belangrijkste symbool – de zon, die in Plato’s allegorie van de grot het Goede uitbeeldt – is per slot van rekening nogal sober, zeker in vergelijking met de christelijke symboliek. Anderzijds stelt Murdoch zich in haar filosofische werk ook niet ten doel om fraaie zinnebeelden in het leven te roepen. Zij tracht de fundamenten van de moraal te onderzoeken, en stuit daarbij op de niet onbelangrijke rol die ‘leren liefhebben’ kan spelen in de ontwikkeling van een adequate morele houding. Zij erkent bovendien dat wij op eigen kracht niet in staat zijn tot morele groei. Wij hebben namelijk niet alleen baat bij intuïtief inzichtelijke, ondogmatische idealen, maar we hebben ze ook nodig: zonder deze idealen kunnen wij onze motieven niet zuiveren en onze deugden niet cultiveren. Een zekere mate van bezieling is dus onontbeerlijk voor zelfverbetering of, anders gezegd, voor het overwinnen van ons ego. Daarnaast vergroot deze op idealen gestoelde zelfverbetering volgens Murdoch ons vermogen om de wereld in positieve zin te veranderen. Met deze opvatting biedt zij een uitdagend perspectief op de relatie tussen idealisme en vooruitgang, in een tijdsgewricht waarin onevenredig veel belang wordt gehecht aan utiliteit, rendement en nuchter handelen.
Noten
[1] Iris Murdoch, ‘The Sublime and the Good’, Chicago Review 13.3 (1959) 51. [2] Katrien Schaubroeck, Iris Murdoch. Een filosofie van de liefde (Borgerhout 2020) 6-12. [3] Ibidem, 15. [4] Ibidem, 34-35. [5] Iris Murdoch, Metaphysics as a Guide to Morals (Londen 1992) 343-344. [6] Iris Murdoch, The Sovereignty of Good (herdruk; Londen en New York 2014) 32. [7] Ibidem, 27. [8] Schaubroeck, Iris Murdoch, 67. [9] S.B. Sagare, ‘An Interview with Iris Murdoch’, Modern Fiction Studies 47.3 (2001) 698. [10] Murdoch, The Sovereignty, 47. [11] Ibidem, 73, 83 en 99. [12] Schaubroeck, Iris Murdoch, 16-17. [13] Murdoch, Metaphysics, 329. [14] Ibidem, 461. [15] Ibidem, 405. [16] Murdoch, The Sovereignty, 99. [17] Murdoch, Metaphysics, 507. [18] Schaubroeck, Iris Murdoch, 71. [19] Ibidem, 70.
Over de auteur
Michel Krott (1973) studeerde Techniek en Maatschappij aan de Technische Universiteit Eindhoven. Momenteel werkt hij als octrooigemachtigde in de elektrotechnische industrie. Daarnaast studeert hij Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit.
Michel Krott, ‘Aandacht en vervolmaking. Iris Murdochs morele filosofie’, Locus – Tijdschrift voor Cultuurwetenschappen 24 (2021). https://edu.nl/7dyxh
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivatives 4.0 International License.
© 2021 Open Universiteit | Lees de disclaimer en de privacyverklaring van de OU | Voor het colofon zie Over LOCUS |
Voor contact met de redactie kunt u mailen naar locus@ou.nl